NVWA-handhavingsgrens vangletsel sinds 1 januari verlaagt naar 1 procent
Wie betaalt de boetes voor vangletsel?
Het lastige bij vangletselboetes vindt Schieven dat de bal steeds bij de pluimveehouder komt te liggen, ondanks onderlinge contacten met sectorpartijen. De Nederlandse Vereniging van Pluimvee Service Bedrijven (NVPSB), de belangenbehartiger van vangbedrijven, publiceerde onlangs een brief waarover Schieven zich enigszins verbaasde. „Begrijpelijk schuiven ook zij de bal door. Ze dekken zich op deze manier in en de pluimveehouder zal wel niet reageren omdat er anders geen kippen meer geladen worden. En daarmee blijft ook de slachterij verschoond van de hete aardappel. De slachterijen geven aan dat het qua boetes wel gaat meevallen. Ondertussen heb ik echter een pluimveehouder gesproken die al een aanzegging heeft dat er waarschijnlijk een zogeheten Rapport van Bevindingen (RvB) gaat volgen.” Dick Schieven, dagelijks bestuurslid van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP) geeft in dit artikel uitleg. De voormalig vleeskuikenhouder uit het Achterhoekse Zieuwent is voorzitter van sectoradviescommissie vleeskuikens van de NVP.
De NVWA maakte in maart vorig jaar bekend de handhavingsgrens voor vang- en laadletsel vanaf 1 januari 2024 te verlagen van 2 naar 1 procent. Volgens de NVWA was dit mogelijk aangezien het vangletselpercentage in Nederland de afgelopen jaren was gedaald. In de Europese transportverordening staat dat het verboden is om dieren met letsel te transporteren. Via een protocol wordt het letsel achteraf vastgesteld door de NVWA bij de zogeheten post-mortem keuring op de slachterij.
Negatief beloond
„De goede inzet van de pluimveesector wordt op deze manier negatief beloond door de grens nog scherper te stellen”, stelt Schieven. „In plaats van even een pas op de plaats te maken, zullen vangletselboetes blijven komen. Op de vraag aan de NVWA of zij de vangletsel-scores over 2023 wilden overleggen werd negatief gereageerd. De NVWA had deze cijfers nog niet in beeld.”
Dit laatste strookt met de beleving in het veld waar vleeskuikenhouders vaak pas na zeven maanden een zogeheten Rapport van Bevindingen (RvB) ontvangen over een koppel geslachte kuikens. „Op de vraag hoe een vleeskuikenhouder moet acteren op een te hoge score wanneer deze pas vele maanden later bekend wordt, heeft de NVWA geen antwoordt”, zegt Schieven stomverbaasd.
Letselschade terugkoppelen
Binnen IKB-Kip is het voor een erkende slachterij verplicht om de letselschadescore terug te koppelen naar de pluimveehouder. De score dient op dezelfde manier tot stand te komen als die van de NVWA. „Op deze manier hebben we als sector zelf georganiseerd dat we wel sneller in beeld hebben hoe de vlag erbij hangt. Het blijkt nog steeds dat deze regel niet overal strak wordt uitgevoerd. Ook het vermelden van de score in Mijn Avined is nog niet 100 procent. Met deze cijfers zouden we nu een beter beeld kunnen hebben waar en hoe de schade ontstaat en vooral waar het goed gaat. Maar de onzuiverheid maakt dit nog niet mogelijk”, verklaart het NVP-bestuurslid.
Indien de NVWA bij een steekproef of risico gerichte controle op de slachterij een te hoog percentage vangletsel constateert, wordt er een zogeheten Rapport van Bevindingen (RvB) opgesteld en volgt er een procedure die uiteindelijk leidt tot een boete oplegging. De NVWA scoort enkel bloedingen groter dan 3 centimeter met een diepdonkerrode kleur. Alleen van deze letsels neemt de NVWA aan dat ze tijdens het vangen/laden zijn ontstaan. „Met de huidige snelheid van slachten is het voor het menselijk oog echter erg lastig om hierin de grenzen scherp te stellen”, benadrukt Schieven. Voor het keuren van pluimvee aan de slachtlijn worden in verband met de snelheid de karkassen gesplitst zodat een keurmeester steeds voldoende tijd heeft om een karkas en de organen te keuren. Voor het scoren van letsel is dit niet het geval. „Gezien de snelheid van slachtbanden in Nederlandse pluimveeslachterijen is het de vraag of de beoordeling juist is”, stipt het NVP-bestuurslid aan.
Boetes doorbelasten
Eind vorig jaar ontvingen pluimveehouders een brief van hun pluimveeservicebedrijf met de nodige informatie. In deze brief stond ook de aantijging dat de pluimveeservicebedrijven de eventueel opgelegde boetes ten aanzien van vangen en laden één op één gaan doorbelasten aan hun opdrachtgever. Dit is in vrijwel alle gevallen de pluimveehouder.
Een IKB erkend pluimveeservice bedrijf werkt volgens strenge regels en met goed opgeleid- en gekwalificeerd personeel. Een vleeskuikenhouder is volgens de IKB Kip-regels verplicht om gebruik te maken van een IKB-gecertificeerd pluimveeservicebedrijf. „Als vleeskuikenhouder ben je daarmee dan ook verzekerd van gekwalificeerde arbeid en ben je ontzorgd voor wat betreft het vangen en laden van kippen, want dat is waar een IKB erkend pluimveeservicebedrijf voor staat”, betoont Schieven.
Vleeskuikenhouders zijn tegenwoordig best wel druk rondom het vangen van pluimvee. Naast het organiseren zien ze toe op het laadproces, wijst Schieven op. „Het daadwerkelijk vangen van kippen is er niet meer bij. Daar kom je als vleeskuikenhouder niet meer aan toe. De enige die zich feitelijk bezig houdt met vangen en laden is het pluimveeservicebedrijf. Zij krijgen dan ook de opdracht om dit schadevrij uit te voeren.”
Vreemd
„Hoe vreemd is het dan, dat een IKB-erkend pluimveeservicebedrijf, gespecialiseerd en gekwalificeerd voor het vangen van pluimvee, een boete doorbelast aan de opdrachtgever”, stelt Schieven. Het pluimveeservicebedrijf is als enige feitelijk betrokken bij de vanghandelingen, stipt hij aan. Als er in de slachterij wordt geconstateerd dat er bij het vangen letsel is ontstaan, is het vreemd dat deze faalkosten worden doorbelast aan de opdrachtgever – die als enige geen enkele handeling aan de kip heeft verricht, vindt hij.
Schieven draait het om. „De enige die geen feitelijke handelingen verricht bij het vangen en laden, die geen invloed heeft op het transport dan wel het slachtproces krijgt twee boetes voor zijn of haar kiezen omdat hij of zij de eindverantwoordelijke is. Hier gaat iets structureel fout.”
Ketenprobleem
Alle partijen in de keten roepen volgens Schieven al jaren dat vangletsel een ‘ketenprobleem’ is en dat het gezamenlijk opgepakt moet worden. Het strookt volgens het NVP-bestuurslid dan niet om een opgelegde boete door te belasten naar de opdrachtgever. Hij denkt dat die opdrachtgeven hier ook schriftelijk op zullen reageren. „Een pluimveehouder kan niet accepteren dat hij of zij de boetes van anderen gaan betalen. Dat er dan waarschijnlijk geen kippen meer geladen gaan worden, lijkt mij optioneel. Ik denk dat de drie partijen in de keten hierdoor wel samen gaan komen om er nu echt iets aan te doen.”
Slachterijen hebben volgens hem in beeld waar de scores afwijken, vangploegen hebben in beeld onder welke omstandigheden er geen of weinig schade ontstaat. „Indien kleine aanpassingen aan de stal rondom het vangen helpen – zoals het donkerder maken – kan hier een voordeel behaald worden. Uiteindelijk zal er een prijs betaald moeten worden voor het correct vangen en laden van kippen. Als daarmee de boetes achterwege blijven is er genoeg verdiend. Die prijs zal uit de markt moeten komen. Het vangen en laden van pluimvee is onderdeel van de leveringsvoorwaarden, en die moeten goed worden ingevuld anders blijft de pluimveehouder het kind van de rekening.”
„Er is inmiddels een mooi platform, de Unie van Pluimvee Producenten (UPP) waar ook vleeskuikenhouders gezamenlijk hun voorwaarden kunnen bespreken en afstemmen. Maak er gebruik van om nu eindelijk eens alles goed in de markt te zetten”, adviseert hij vleeskuikenhouders. „Het begint met heldere afspraken om samen tot een beter resultaat te komen.”