Column: André Hoogendijk: Wat zullen we doen met 2 miljoen?
Het is soms lastig redeneren vanuit het hier en nu. Als je goede grond hebt, dan wil je die niet kwijt. Als je een mooie stal hebt, dan wil je die niet afbreken. Als je nu een fijn bouwplan hebt, dan wil je dat niet veranderen. Maar de wereld verandert wel. Zonder een heldere visie vanuit de politiek trekken landbouw en voedsel aan het kortste eind. Het buitengebied is een witte vlek op de kaart die je makkelijk kunt inkleuren. Dat gebeurt dan ook volop.
‘No net land take’
Misschien helpt het om de discussie over de toekomst van de landbouw om te draaien. Ga vooral huizen bouwen, snelwegen aanleggen en landbouwgrond omzetten in nieuwe natuur. In de Europese Unie hebben alle landen echter met elkaar het doel van ‘no net land take’ - geen netto landafname - afgesproken. Dat betekent dat er vanaf 2050 geen landbouwgrond meer mag worden geofferd voor nieuwe woonwijken.
Onze overheid houdt van doelen met jaartallen, dus dat komt goed uit. Het betekent ook dat we vanaf 2050 een stabiel areaal landbouwgrond houden. Gemiddeld verdween er volgens het CBS in de periode 2000 tot 2021 circa 7.000 hectare landbouwgrond per jaar. Als die trend doorzet, raken we tot 2050 dus nog zo’n 200.000 hectare landbouwgrond kwijt. Dan houden we afgerond nog 2 miljoen hectare over.
Plek voor boeren
Weet je wie die 2 miljoen hectare het beste kunnen beheren? Met minimale kosten voor de samenleving en met maximale bijdrage aan onze economie? Met oog op ons bruto nationaal geluk en onze mentale en fysieke gezondheid? Boeren! U weet wel, verzorgers van gewassen en van dieren. Of zoals de economische definitie luidt: emotioneel gedreven ondernemers die een laag rendement op hun geïnvesteerd vermogen accepteren.
Dan moeten we er natuurlijk wel voor zorgen dat we in 2050 voldoende boeren hebben. Want zonder boeren is 2 miljoen hectare - iets minder dan de helft van Nederland! - wel veel om zelf als moestuin aan te houden. Reken maar uit: met 20 miljoen inwoners zou dat een moestuin van 1000 vierkante meter per persoon betekenen. Dat betekent wel erg veel onkruid trekken en courgettesoep maken.
Prachtige producten
De vraag is uiteraard wat onze boeren dan in 2050 produceren. Dat bestaat uit drie soorten producten. Om te beginnen waar we nu ook bedreven in zijn: vers voedsel voor de regio Noordwest-Europa, grofweg de driehoek tussen Londen, Parijs en Berlijn. Volgens het economische model van Von Thünen (Der isolierte Staat, 1826) ligt er rond grote steden een gebied met hoogproductieve landbouw. Dat klopt al eeuwen en dat blijft zo.
Daarnaast produceren we unieke producten waarmee we wereldwijd een bijdrage leveren aan voedselzekerheid en een groene leefomgeving. Dat zijn uitgangsmaterialen zoals zaden en pootaardappelen. Als derde maken we producten die in de wereld niet bijzonder lijken, maar in ons land wel meerwaarde hebben. Denk aan korte ketens en aan producten met een Nederlands vlaggetje in onze eigen supermarkt.
Eindeloze evaringen
De boeren leveren op hun 2 miljoen hectare niet alleen deze prachtige producten, uiteraard binnen milieugrenzen, maar bieden de overige inwoners ook eindeloze ervaringen. Denk aan een schitterende groenblauwe dooradering van het landschap met heggen en slootjes. Daar kun je heerlijk wandelen, kanoën en zoeken naar je innerlijke Tarzan. Net als voor hun producten krijgen boeren voor deze diensten uiteraard netjes betaald.
„Onze grootste uitdaging is of er in 2050 nog voldoende boeren zijn in ons land.“
Omdat boeren een beetje verstopt zitten in het landelijk gebied, bieden ze op hun bedrijven activiteiten aan. Landwinkels, zorgboerderijen, educatieboeren en andere nieuwe gemengde bedrijven zijn belangrijke schakels tussen boeren en mensen die wel koken maar geen voedsel maken. Blije burgers knijpen in hun handen met zulke professionele boeren die zoveel nuttig werk verrichten voor de maatschappij.
Onze uitdaging
Voordat u nu helemaal wegdroomt, wilt u natuurlijk weten hoe het dan zit met stikstof, klimaat, water, bodem, biodiversiteit en alle andere maatschappelijke opgaven waar we ons zo zorgen om maken. Dat is simpel. Die gaan we uiteraard oplossen – of daar gaan we in ieder geval ons stinkende best voor doen. Maar dat doen we niet door de problemen naar de boeren te schuiven, maar door allemaal ons eerlijke deel te doen.
Laten we de problemen echter niet aanpakken vanuit de zorgen van vandaag, maar vanuit onze gedeelde visie op de toekomst. Onze grootste uitdaging is niet water of stikstof. Onze grootste uitdaging is of er in 2050 nog voldoende boeren zijn in ons land. Boeren zijn geen lijdend voorwerp dat we tegen onze zin in nodig hebben. We moeten de boer weer in onszelf vinden en in de ander zien. Daarom zeg ik: ‘Boeren, je bent ze nodig.’
Tekst: André Hoogendijk
André Hoogendijk is directeur van BO Akkerbouw. Hiervoor was hij werkzaam bij de KAVB. André is opgeleid als historicus en als landbouwkundige.
Beeld: Susan Rexwinkel