Dierendebat: ‘veel en veel minder dieren’ versus ‘intensief is geen vies woord’
„Dit dierendebat gaat niet over dieren, maar over hoe mensen met dieren omgaan”. Dit waren de inleidende woorden van Frits Wester, die afgelopen vrijdag het Dierendebat presenteerde in Den Haag. De (kandidaat)-Kamerleden van D66, BBB, GroenLinks-PvdA en NSC reageerde op de stelling.
Hoe kunnen we zorgen dat de maatschappelijke opgaven voor de landbouw en specifiek de veehouderij, worden ingelost zonder dat dit ten koste gaat van de dierwaardige veehouderij?
Laura Bromet (GroenLinks-PvdA) beet het spits af: „Het lijkt alsof er een tegenstelling zit in de maatschappelijke opgaven en een dierwaardige veehouderij, maar het mooie is dat de maatschappelijke opgaven zoals stikstof en klimaat randvoorwaarden zijn voor een dierwaardige veehouderij.” De landbouwtransitie levert volgens haar winst op voor dierenwelzijn. Bromet noemt het huidige landbouwmodel niet houdbaar en pleit voor ‘veel en veel minder landbouwdieren’.
Femke Zeedijk-Raeven (NSC) is het eens met Bromet. Deze nieuwe partij van Omtzigt wil jonge boeren die de landbouwtransitie willen doormaken lange termijnperspectief bieden met een goed verdienmodel. Haar partij pleit voor minder dieren in de intensieve veehouderij en ziet onder andere verbeterpunten op het terrein van Europees kalvertransporten en meer ruimte voor zeugen. De partij wil samen met de boeren de dialoog hierover voeren.
Erik Stegink (BBB) gaf aan trots te zijn op de Nederlandse landbouw. De stelling veronderstelt volgens hem dat boeren het niet goed doen. Stegink is van mening dat in Nederland de beste boeren zitten. Een nog hoger dierwaardig niveau kan volgens Stegink, als de consument ervoor wil betalen en er goede afspraken worden gemaakt in de keten.
Intensief
Tjeerd de Groot (D66) was kritisch daarop: „De beschaving van een land kun je afmeten aan hoe er met dieren wordt omgegaan.” Vanuit die optiek staan we er in Nederland niet goed voor vindt hij. D66 benadrukt een einde te willen maken aan, zoals de partij het zelf noemt: de bio-industrie. Volgens De Groot kan dit al, door eenvoudig weg de wet Dieren te respecteren. Hierin staat dat de intrinsieke waarde van het dier moet worden gerespecteerd. Stallen aan het dier aanpassen en niet andersom. De Groot benadrukte dan ook het amendement Vestering (over het niet langer aanpassen van dieren aan het systeem) te steunen.
Er ging een lach door de zaal toen Laura Bromet (GroenLinks-PvdA) aangaf het ‘tuurlijk’ eens te zijn met De Groot. Verder erkent Bromet dat er in Nederland zeker boeren zijn die het goed doen, maar anders dan Stegink is zij over het algemeen niet trots op de manier waarop er in Nederland met landbouwhuisdieren wordt omgegaan.
Even werd het debat scherper, toen Stegink een pleidooi afstak: „Intensief is geen vies woord.” In zijn optiek zijn dieren juist gebaad bij ‘intensieve begeleiding’ en kunnen ze hierdoor met meer kwaliteit worden gehouden. De Groot maakte duidelijk, dat als de sector zelf geen stappen kan maken naar een dierwaardige veehouderij, de politiek hiervoor wetgeving in zal richten. „ Intensieve veehouderij is niet goed te praten”, stelde De Groot.