Vermeerderaars hoeven vanaf juli minder frequent te bemonsteren op salmonella
In Nederland zijn houders van vermeerderingsdieren momenteel verplicht om minimaal elke twee weken een bemonstering uit te voeren op het bedrijf. Europese en nationale regelgeving schrijven voor op welke wijze en hoe vaak de bemonstering in het kader van de monitoring zoönotische salmonella uitgevoerd dient te worden.
Omdat Nederland in 2021 en 2022 heeft voldaan aan Europese doelen, wordt de verplichte monstername vanaf 1 juli 2023 verlaagd naar minimaal elke drie weken. Ook de frequentie van de officiële monstername door de bevoegde autoriteit gaat omlaag. Dit betekent dat elk koppel op een vermeerderingsbedrijf twee keer per productieronde zal worden bemonsterd, in plaats van drie keer. Het bedrijf C-Mark B.V. voert deze monstername in opdracht van de NVWA uit.
Europese doelstelling
Volgens de Europese doelstelling mag vanaf 1 januari 2010 maximaal 1 procent van de volwassen vermeerderingskoppels in een lidstaat besmet zijn met Salmonella (Enteritidis, Infantis, Hadar, Thyphimurium en Virchow). Voldoet een lidstaat ten minste twee achtereenvolgende kalenderjaren aan voornoemde doelstelling van 1 procent, dan mag de bevoegde autoriteit de bemonstering op het bedrijf elke drie weken laten plaatsvinden. De bevoegde autoriteit is in dit geval de NVWA.
In 2020 is deze doelstelling in Nederland niet behaald en was 1,42% van de volwassen vermeerderingskoppels besmet met salmonella. Dit was dan ook de aanleiding voor de NVWA om de frequentie van de monstername de afgelopen jaren te verhogen naar minimaal eens in de twee weken.
In 2021 was het aantal met salmonella besmette volwassen vermeerderingskoppels 0,38 procent en in 2022 was dit 0,25 procent. Hiermee heeft ons land weer voldaan aan de doelstelling van 1 procent.
Reden
De monstername op salmonella wordt uitgevoerd in het belang voor de voedselveiligheid en de volksgezondheid in Nederland. Dit om te voorkomen dat met salmonella besmette producten in de voedselketen terechtkomen.