Deskundigengroep Dierziekten: Preventief ruimen bij vogelgriep blijft nodig
Pluimvee in een straal van een kilometer van een met hoog pathogene vogelgriep besmet pluimveebedrijf moet niet meer standaard geruimd worden, maar met swabs-onderzoek gescreend worden op de aanwezigheid van vogelgriep. Daarvoor pleit de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP). „Het is niet te verkopen dat er vandaag en morgen in Lunteren (GD) alsnog geruimd wordt nadat er maar liefst zeven dagen geleden vogelgriep is vastgesteld bij een leghennenbedrijf”, zei NVP-voorzitter Bart-Jan Oplaat eind oktober tegen Pluimveeweb.nl.
Het ministerie van Landbouw vroeg de Deskundigengroep Dierziekten om advies en stelde hen een tweetal vragen hierover: Kunt u beschrijven in hoe en in welke mate het preventief ruimen van pluimveebedrijven in de 1 km zone rond een besmet bedrijf in een pluimveedicht gebied, zoals de Gelderse Vallei, bijdraagt aan het voorkomen van klinische HPAI besmettingen in de omgeving en hoe het een olievlekwerking van besmettingen in zo’n gebied zou kunnen voorkomen? Voor deze vraag wordt een pluimveedichtgebied gedefinieerd als een regio waarin, gebruik makend van de risicokaarten van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) een R >0,8 als pluimveedicht wordt gezien.
De Deskundigengroep antwoordde hier recent op: „In een hoog-risicogebied voor tussenbedrijfstransmissie zijn ruimingen van besmette bedrijven, een vervoersverbod en aangescherpte hygiëneprotocollen niet altijd voldoende om epidemische verspreiding tussen bedrijven in te dammen. Bedrijven in dergelijke gebieden hebben bij infectie een reproductie ratio (R-waarde) groter dan 1, wat betekent dat ze gemiddeld meer dan 1 ander bedrijf besmetten. Als alleen de reguliere maatregelen worden opgelegd kan dat leiden tot doorgaande infectie in zo’n gebied. Het aanvullende instrument van preventieve ruiming van buurtbedrijven is dan van groot belang om de verspreidingsrisico’s in te perken en de R-waarde onder de 1 te brengen.”
„In Nederland waren er in 2003 twee clusters van bedrijven waarbij de transmissie tussen bedrijven niet voldoende kon worden voorkomen door het ruimen van besmette bedrijven alléén. Dat betrof het gebied in de Peel en in de Gelderse vallei. Door de afname in aantallen bedrijven is dat momenteel een klein cluster in de Peel, maar nog steeds een aanzienlijk groot cluster in de Gelderse Vallei (alhoewel ook dat cluster wel kleiner is dan in 2003).”
„Analyse door WBVR van uitbraken in de Gelderse Vallei van dit voorjaar bevestigen het boven geschetste beeld; uit de analyse kwam naar voren dat er twee clusters van besmettingen gevonden werden, waarbij de onderlinge verwantschap zeer nauw is en horizontale transmissie voor de hand ligt. In een dergelijk gebied is het preventief ruimen van buurtbedrijven een middel om te voorkomen dat door verdergaande transmissie tussen bedrijven uiteindelijk het hele cluster besmet raakt. Het preventief ruimen is dus om te voorkomen dat buurtbedrijven van het index bedrijf op hun beurt andere bedrijven infecteren.”
Ook stelde LNV nog een vraag aan de Deskundigengroep: Het huidige beleid is dat in pluimveedichte gebieden alle pluimveebedrijven in de 1 km straal rond een besmet bedrijf preventief worden geruimd. Om te bepalen wat pluimveedicht is, worden de risicokaarten van WBVR gebruikt, waarbij een R>0,8 als risicovol wordt gezien. Als er sprake is van een beperkte ruimingscapaciteit zou het kunnen dat het langer duurt voordat ruiming afgerond kan zijn. Welke andere factoren naast de afstand tot het besmette bedrijf zijn van invloed op de kans op besmetting, zoals het type pluimveebedrijf of de leeftijd van het pluimvee? Kunt u deze factoren ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de afstand tot het besmette bedrijf wegen?
„Afstand tot het besmette bedrijf is het belangrijkste criterium in de keuze tot het preventief ruimen. Daarnaast spelen ook bedrijfstype en het aantal dieren op het bedrijf een rol. Dit is verdisconteerd in de risicokaart van WBVR, waarop ieder bedrijf een potentiële R-waarde heeft, waarin de drie factoren (afstand, bedrijfstype en bedrijfsgrootte) ten opzichte van elkaars belang zijn gewogen. Het advies is om de bedrijven met de hoogste R-waarden te selecteren om als eerste preventief te ruimen, aangezien deze bedrijven het grootste risico op verdere verspreiding van de besmetting geven. De leeftijd van de koppel, het huisvestingssysteem en de daaraan gekoppelde ventilatiebehoefte is niet in de R-waarde inbegrepen en kunnen invloed hebben op het inschatten van de risico’s. Ook zijn bepaalde mogelijke (risicovolle) contacten tussen bedrijven van belang. Kennis van de specifieke situatie is nodig om daar rekening mee te houden.”
„Voor de bedrijven die door beperkte capaciteit langer moeten wachten tot het moment van preventieve ruiming wordt het zinvol geacht om te kijken naar de aanvullende waarde van bijvoorbeeld ‘Bucket testing’ (verzamelen en testen van gestorven dieren) of een andere wijze van testen op aanwezigheid van virus uit te voeren, zoals het testen van monsters in de stal- of stalomgeving. Doel is om een eventuele infectie eerder op te kunnen sporen.”