Adema wil geen verbod op het doden van ééndagshaantjes, wel een oplossing
„Een verbod is geen doel op zich", stelt die stuurgroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van de sector en van de Dierenbescherming, in haar advies, „maar een middel om tot het doel te komen - het substantieel verminderen van het aantal gedode ééndagshaantjes." Het vraagstuk is complex, en een verbod zou enkel effectief zijn als het aan die complexiteit recht doet. Maar daarvoor zijn ook andere methoden.
De stuurgroep baseert zich onder andere op een rapport van de WUR, dat wijst op negatieve consequenties van een verbod. Dan gaat het bijvoorbeeld over het feit dat bij een verbod de productie zal verhuizen naar derde landen, of dat als ééndagshaantjes als diervoer voor dierentuinen en hobbydierhouders wegvalt, er alternatieve dierhouderijen zullen ontstaan, zoals muizenkwekerijen. En dan is de vraag of je er ethisch gezien veel mee opschiet als je het doden van ééndagshaantjes verbiedt, maar dan wel het kweken toestaat van dieren die als enig doel hebben voedsel te worden voor andere dieren.
Complex vraagstuk
„De invoering van een verbod is niet zo simpel als het op het eerste gezicht wellicht lijkt" schrijft Adema daarom. „Het doden van ééndagshaantjes is een zeer complex vraagstuk dat geen simpele oplossing kent." Maar dat wil niet zeggen, vervolgt hij, dat er niet gezocht kan en moet worden naar een oplossing.
De minister wil, in overleg met de stuurgroepleden, een doel stellen om het aantal gedode ééndagshaantjes substantieel te verminderen, een percentage waarmee het aantal gedode haantjes in 2026 moet zijn verminderd. De sector zal dan met een plan van aanpak komen om dat doel te halen. Wordt dat doel gemist, dan stelt de stuurgroep voor om in 2028 alsnog met een verbod te komen.