Ionisatiesystemen mogen onder voorwaarden weer aan

Toenmalig landbouwminister Henk Staghouwer riep pluimveehouders eind juni op deze systemen om fijnstof te reduceren uit te zetten vanwege het risico op een stalbrand. Producenten van de technieken bestreden destdijds dat deze onveilig waren. „Er is geen kans op brand door ionisatietechnieken op basis van hoogspanning in pluimveestallen. Dat is echt een onzinclaim” , zei eigenaar Seine Ruiterkamp van Serutech Agri begin juli tegen Pluimveeweb.nl. Zijn bedrijf levert stofionisatie met prikkeldraden in pluimveestallen.
Het verhoogde risico was aan het licht gekomen bij de beoordeling van subsidieaanvragen. Het ging om drie technieken. Deze staan op de lijst van erkende additionele technieken voor emissiereductie van fijnstof: positieve ionisatie door middel van ionisatie-units met ingebouwde coronadraden en collectoroppervlak (E7.17), negatieve ionisatie met behulp van coronadraden met 40 emitters per meter (prikkeldraad) (E7.16) en het ionisatiesysteem met negatieve coronadraden (E7.2).
In juli spraken de ministeries van LNV en I&W, RVO, leveranciers, Wageningen Livestock Research (WLR) en het Praktijkcentrum Emissiereductie Veehouderij (PEV) af dat de leveranciers aanvullende informatie zouden aanleveren om te laten beoordelen door het Verbond van Verzekeraars.
Lijst met voorwaarden
LNV heeft nu een lijst met aanvullende voorwaarden opgesteld. Bij de zogeheten beslisnota bij de Kamerbrief staat bovendien dat in de meeste gevallen in de praktijk al aan de voorwaarden wordt voldaan.
De voorwaarden zijn:
-
Het systeem moet volgens de richtlijnen van de fabrikant zijn geïnstalleerd en mag geen afwijkingen hebben;
-
Het systeem moet door hiervoor opgeleide mensen zijn geïnstalleerd;
-
Het systeem moet ingebouwde vlamboogdetectie hebben, of uit een door de leverancier goedgekeurde combinatie bestaan;
-
Er moet een minimale veilige afstand zijn tussen het systeem (inclusief bekabeling) en brandbare oppervlakten, zoals het isolatiemateriaal dat in veel bestaande stallen is toegepast;
-
Het systeem moet volgens de specificatie en frequentie van de leverancier worden schoongemaakt;
-
Na installatie van het systeem dient de vergunninghouder over een opleveringsdocument te beschikken, waarin wordt verklaard dat aan bovenstaande voorwaarden is voldaan.