IB tijdens de leg, wat nu?
IB-stammen in Nederland
IB wordt veroorzaakt door het infectieuze bronchitisvirus (IBV). Van dit virus bestaan er wereldwijd tientallen verschillende types. Sommige komen in grote delen van de wereld voor, andere vooral lokaal. Van al deze types zijn er in de loop van de tijd minimaal tien in Nederland aangetroffen. Sinds 2017 zijn 793B- (vaak ook 4/91 genoemd), D388- (ook QX genoemd) en D181-stammen de meest gevonden stammen bij legkippen. Het varieert per kwartaal welke op nummer 1 staat.
Verschijnselen bij IB-infectie
Leeftijd, IB-stam, vaccinatieschema, aanwezigheid van andere infecties en de algemene gezondheidsstatus van de dieren hebben invloed op de mate waarin verschijnselen voorkomen. Er kan sprake zijn van een lichte voerdaling, wat minder eieren gedurende enkele weken of een wat verhoogde uitval. Een ernstige voeropnamedaling en een productiedaling van 10-15%, waarvan de dieren maar moeizaam of slecht herstellen, komen ook voor. Ook kan de eischaalkwaliteit danig aangetast zijn. Luchtwegverschijnselen vallen vaak erg mee, wel zie je deze vaker terug bij jonge dieren. Elk van de IB-stammen kan de beschreven verschijnselen veroorzaken. Je kunt aan de verschijnselen niet zien welke stam het betreft. De ervaring leert dat infecties van meerdere veldstammen tegelijk, zoals die van D388 (QX) en D181, extra grote schade aanrichten. Zulke koppels herstellen vaak moeizaam. IB kan ook de verschijnselen door andere ziektekiemen verergeren zoals Mg, Ms (eischaalafwijkingen) en Coryza.
Welke IB-stam?
GD kan onderzoeken welke IB-stam bij het probleem betrokken is. Hierbij maken zij gebruik van de PCR-techniek. Tijdens de eerste paar dagen van de verschijnselen bij leghennen vindt je het IB-virus het beste in de keel en luchtpijp. Neem van minimaal zes dieren een keelswab (1 PCR), maar beter is van twaalf dieren (2 PCR’s). Bij 2 PCR’s is het namelijk makkelijker om het virus te kunnen vinden en typeren. Wanneer de verschijnselen, zoals een productiedaling, al langer spelen, wordt het virus vaak beter aangetoond in cloacaswabs. Ook hier geldt minimaal zes dieren, maar twaalf is beter.
Brede aanpak met nieuwe generatie PCR-testen
Het is belangrijk om te beseffen dat de verschijnselen ook een andere oorzaak kunnen hebben of dat het een combinatie kan zijn van IB en een andere ziektekiem. Wanneer je alleen op IB controleert zul je alleen IB vinden. Beter is om ook onderzoek te doen naar de rol van andere ziektekiemen. Deze bredere aanpak kost tegenwoordig, door de nieuwe generatie PCR-testen, weinig meer dan het alleen op IB laten testen.
Aanpak bestaande koppels
Er is geen geneesmiddel voor een door IB aangetaste koppel, de genezing moet uit de dieren zelf komen. Een goed stalklimaat is daarbij erg belangrijk. Dit helpt ook mee om het risico op extra uitval door secundaire infecties zoals E. coli te verlagen. Wat extra ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van mineralen en vitamines, kan de dieren helpen sneller te herstellen. Of dit voor uw koppel ook zo is kunt u het beste met uw dierenarts overleggen. Het blijft maatwerk. IB kan niet tegen een goede schoonmaak en desinfectie. Het virus blijft het langst besmettelijk in mest. Lang niet alle IB-infecties komen bij het volgende koppel terug, zeker niet op een bedrijf met maar één leeftijd hennen. Honderd procent bescherming tegen iedere IB-stam, zeker nu de hennen ouder worden, is geen realistische eis. Vaccinatieprogramma’s van opfokhennen worden daarom vooral gebaseerd op de algemeen voorkomende IB-stammen in de regio en in Nederland.
Vaccineren tijdens de legperiode
De basis voor een goede bescherming tegen schade door IB in de legperiode ligt in de opfok. In Nederland circuleren meerdere IB-stammen en daarom hebben de hennen en hanen een brede bescherming nodig. De basis voor een brede bescherming ligt bij het gebruik van meerdere types levende vaccins én een injectie met een dode entstof later in de opfokperiode. Bedrijven met een hoog risico op schade door IB-infecties kunnen de dieren tijdens de legperiode blijven vaccineren met een of meerdere IB-vaccins. Een ‘gouden’ vaccinatieschema tegen IB bestaat niet. Per regio kan de infectiedruk met verschillende IB-stammen nogal wisselen. Overleg daarom met uw dierenarts of vaccinatie tijdens de legperiode op uw bedrijf zinnig zou kunnen zijn en om welke vaccins het dan gaat. Wanneer telkens hetzelfde vaccin gebruikt wordt is het advies dit vaccin om de vijf tot zes weken toe te dienen. Wanneer verschillende vaccins afgewisseld worden om een bredere IB-bescherming op te bouwen, wordt geadviseerd dit wat korter op elkaar te doen, bijvoorbeeld om de vier weken. Harde regels zijn hier overigens niet voor, er is gebrek aan goede vergelijkingsdata.
Meer info
Neem dan contact op met AR verkoopleider pluimvee Henno van den Bruinhorst. Of laat uw contactgegevens achter via het contactformulier.