Nieuwe opkoopregeling wellicht voor meer zaken dan alleen stikstof
Schouten: 'Stikstofruimte sanering varkenshouderij december beschikbaar'
De eerste effecten voor het Stikstofregistratiesysteem (SSRS) komen naar verwachting beschikbaar tegelijk met de release van AERIUS 2021. Deze is begin december 2021 gepland. Dit is de ruimte uit de eerste en tweede batch en betreft ongeveer 70 deelnemers. De ruimte uit de laatste batch kan volgens Schouten mogelijk pas ingeboekt worden nadat de laatste vergunningen van de deelnemers aan de regeling, waarvan de stikstofdepositieruimte is toebedeeld aan het SSRS, zijn ingetrokken, dan wel gewijzigd. Hiermee wordt geborgd dat de ruimte niet te vroeg uitgegeven wordt. Een deel van de ruimte beschikbaar komen voor het legaliseren van PAS- meldingen. Schouten: „Om dit mogelijk te maken, is een wijziging van de Regeling Natuurbescherming voorzien. Zodra duidelijk is waar ruimte beschikbaar is zal ik met betrokken partijen bezien welke ruimte beschikbaar komt voor het legaliseren van PAS-meldingen.”
4.868.550 euro voor één locatie
Voor sanering worden 278 varkenshouderijlocaties daadwerkelijk beëindigd en dit betekent een afname van 580.477 varkenseenheden, wat overeenkomt met circa 6,7 procent van het binnen het stelsel van productierechten beschikbare aantal varkenseenheden. Er is gemiddeld 92 procent van de productierechten doorgehaald. Van 278 bedrijven zijn er circa 150 die een stikstofeffect sorteren ten behoeve van het SSRS, zo schrijft de demissionaire minister. „Op basis van dit aantal van 150 deelnemers heeft het RIVM op mijn verzoek een nieuwe inschatting gemaakt van de opbrengst. Deze bedraagt 2,8 mol N/ha/jr. Daarbij is het RIVM uitgegaan van de op dat moment bekende locatiegegevens van de deelnemers, de staltypen en dieraantallen conform de gemiddelden uit 2018.” Overigens is er gemiddeld 991.466 euro per veehouderijlocatie aan subsidie verleend; met de laagste uitbetaling van 69.179 euro en de hoogste van 4.868.550 euro.
Beweegredenen stoppers
Schouten schrijft in de Tweede Kamerbrief dat ze vindt dat Srv heeft aangetoond ter voorzien in de behoefte van varkenshouders aan een financiële ondersteuning voor bedrijfsbeëindiging. „De Srv was bestemd voor varkenshouders en kende een afbakening tot de concentratiegebieden Zuid en Oost uit de Meststoffenwet. Op dit moment werk ik aan de voorbereiding van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv). Deze regeling heeft reductie van stikstofdepositie als doel en is bestemd voor melkvee-, varkens- en pluimveehouders in heel Nederland. Net als in de varkenshouderij, zijn er in de melkvee- en pluimveehouderij ondernemers die, om zeer uitlopende redenen, geen toekomstperspectief zien voor hun bedrijf.” Ter voorbereiding op de Lbv heeft de demissionaire minister, net als destijds bij de Srv, onderzoek laten uitvoeren naar de beweegredenen van ondernemers om te stoppen. Meest genoemde redenen zijn de eigen leeftijd, de zwaarte van het werk, beide vaak in combinatie met het ontbreken van een bedrijfsopvolger, geen of beperkte mogelijkheden tot verduurzaming en bedrijfsontwikkeling, ongunstige marktperspectieven en een slechte financiële situatie. Schouten: „Het is mijn overtuiging dat er in de melkvee-, varkens- en pluimveehouderij behoefte is aan een regeling die financiële ondersteuning kan bieden bij beëindiging. Hoe aantrekkelijk de Lbv zal zijn zal voor iedere individuele veehouder verschillen, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden en wensen.”
Subsidiebedrag niet doorslaggevende factor
Op een Kamervraag of er lessen te trekken zijn uit de Srv over de aantrekkelijkheid van opkoopregelingen voor boerenbedrijven en die toepasbaar zijn elders, antwoordt Schouten. „De belangrijkste les die getrokken kan worden uit de Srv is dat de hoogte van het subsidiebedrag een belangrijke factor is, maar zeker niet altijd de doorslaggevende factor. Het merendeel van de veehouders komt pas tot een definitief besluit op het moment dat er een grote mate van zekerheid bestaat over de herbestemming van de productielocatie. Herbestemming van de productielocatie bepaalt voor veel ondernemers het toekomstperspectief na beëindiging van hun veehouderijbedrijf.” Overigens stelt de demissionaire minister dat de lagere stikstofopbrengst van de Srv niet indicatief is voor opbrengst van andere regelingen, zoals de nog in ontwikkeling zijnde Lbv en de Maatregel gericht opkoop (MGO). Op dit moment wordt er ook een evaluatie uitgevoerd naar de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden. Het eindresultaat, inclusief het antwoord op deze vraag, verwacht Schouten eind dit jaar aan de Kamer te kunnen sturen.
23.000 bouwvergunningen
Inmiddels is ook duidelijk sinds de openstelling van de Spoedwet aanpak stikstof vorig jaar en heden er stikstofdepositieruimte vanuit het SSRS beschikbaar is om voor circa 23.000 vergunningen te verlenen voor de bouw van woningen. Deze woningen zijn nog niet allemaal gebouwd. Over het algemeen zit er een periode van drie á vier jaar tussen vergunningverlening en daadwerkelijke realisering van de bouw. De vergunningen voor deze woningen zijn verleend met stikstofdepositieruimte uit de snelheidsmaatregel. De overige voorziene ruimte is nog niet beschikbaar voor de bouw van 75.000 woningen en de MIRT-projecten.
Meer dan alleen stikstof
Kamerleden hadden de demissionaire minister ook gevraagd of het niet effectiever en goedkoper was om met technologische middelen en maatregelen de stikstokproblemen op te lossen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft immers laten zien dat een investering van een euro in stal- en managementmaatregelen enkele malen meer emissiereductie oplevert dan investering van een euro in opkoop van bedrijven. Schouten geeft een opvallend antwoord: „Stal- en managementmaatregelen kunnen een kosteneffectieve manier zijn om stikstof te reduceren. Tegelijkertijd wijst PBL in haar analyse ook op het risico als maatregelen eenzijdig uit zouden gaan van technologisch innovatiepotentieel of bijvoorbeeld eenzijdig zouden worden gericht op stikstof of klimaat. In het indicatieve beleidspakket zijn dan ook andere dan technische maatregelen betrokken. Zo kan de inzet op opkoop naast stikstof, ook andere belangrijke opgaven dienen, zoals Europese klimaatdoelen en de Kaderrichtlijn Water, hetgeen met stal- en managementmaatregelen niet of (veel) minder effectief is. De opkoop van grond kan ook op een effectieve manier bijdragen aan de natuur- en waterdoelen, bijvoorbeeld door de inzet op extensivering en beheer rond Natura 2000-gebieden.” Hiermee lijkt de demissionaire minister aan te geven dat een opkoopregeling niet alleen vanwege stikstof is, maar tegelijkertijd bedoeld is om ook andere zaken rondom veehouderijen aan te pakken maar wel onder vlag van stikstof geïnitieerd wordt.
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Ellen Meinen
Bron: Ministerie van LNV