Opinie: 60 procent stug-door-vleeseters
Afgelopen week verscheen een onderzoek van het Voedingscentrum over de consumptie van vlees. De cijfers die uit dit onderzoek komen, lijken min of meer op onderzoeken van WUR en POV/LTO met hier en daar wat procentuele verschillen. Vleeseten is nog altijd razend populair in Nederland. Dat zou ook de conclusie kunnen of moeten zijn van het onderzoek van het Voedingscentrum, maar de voorlichters van het centrum hebben de conclusies op een geraffineerde manier voor hun eigen karretje gespannen. Lees even mee.
60 procent van de Nederlander is niet actief bezig met vleesminderen
‘…Ongeveer 4 op de 10 Nederlanders (38%) zegt de laatste jaren bewust minder vlees te eten. Nog eens 5% heeft plannen hier binnenkort mee te starten. Verder heeft 1 op de 5 Nederlanders (20%) weleens nagedacht over minder vlees eten, maar hier (nog) geen actie op ondernomen. Een minderheid heeft er nooit over nagedacht (17%), of er wel over nagedacht maar is niet van plan te minderen (18%). Dat blijkt uit onderzoek uitgevoerd door Motivaction in opdracht van het Voedingscentrum…’
Gegoochel met cijfers. Want wat staat er nu werkelijk en hoe kun je de conclusie op een andere en heldere manier beschrijven? Eenvoudig: ‘60 procent van de Nederlander is nog niet actief bezig met vleesminderen.’ We kunnen rustig stellen dat deze zestig procent klopt, want menig person zal zijn vleesconsumptie ‘en public’ marginaliseren; prachtig samengevat in het woord Vleesschaamte. Iemand die aangeeft, vlees te eten, zal dus ook echt eet vlees en daar niet snel over liegen. Wellicht - en dat is speculatie - wordt de 5 procent van de respondenten, dat aangeeft binnenkort te starten met vleeseten, gemotiveerd om dit te zeggen door vleesschaamte.
De 60 procent stug-door-vleeseters lijkt dus een redelijke betrouwbare uitkomst en de conclusie van het onderzoek zou dus gewoon moeten zijn dat het merendeel van de Nederlanders gewoon op dezelfde voet vlees blijft eten. Maar nee, dat was blijkbaar niet de boodschap die het Voedingscentrum wilde verspreiden en het koos vervolgens om de conclusies toch anders te omschrijven, waardoor het beter in hun narratief past (Voedingscentrum promoot sinds een aantal jaren actief een lagere vleesconsumptie met oog voor dierenwelzijn en het begeeft zich daarmee op politiek terrein). De omschreven conclusies ruiken daarom naar een andere agenda dan louter het Nederlandse volk adviseren over gezonde voeding. Waarom voert het Voedingscentrum überhaupt een onderzoek naar het vleesconsumptiegedrag uit, zonder bij zo’n onderzoek ook gezondheidsaspecten te betrekken? Dat zou nog enigszins passen in de taken en plichten van het centrum. Met dit onderzoek en vooral hoe het rapport is opgesteld, wil het centrum echter op een stiekeme manier de Nederlander beïnvloeden minder vlees te eten. Althans die indruk wekt het centrum door de conclusie zo omslachtig in één richting te duwen.
De vleesconsumptie is helemaal niet of nauwelijks afgenomen en lijkt juist te stijgen
De 38 procent niet-stug-door-vleeseters. Hoe moet dit percentage geïnterpreteerd worden? Persoonlijk denk ik dat dit percentage in werkelijkheid lager is. Waarom? In mijn kennissenkring van voornamelijk stedelingen met een soms links-elitaire signatuur zeggen sommigen hun consumptie van vlees te hebben verminderd; om vervolgens op een BBQ te zien dat diezelfde mensen behoorlijk wat vlees eten. Het woord wordt dus niet altijd letterlijk en figuurlijk belijdt met de mond. Daarbij komt ook nog eens dat de vleesconsumptie in de laatste jaren helemaal niet of nauwelijks is afgenomen en juist lijkt te stijgen. Een gedeelte van de 38 procent niet-stug-door-vleeseters zal echt de vleesconsumptie hebben verminderd, maar ik vermoed dat een deel aangegeven heeft minder vlees te eten vanuit de vleesschaamte en tijdens het invullen van de enquête een beetje aan ‘wishful thinking’ doet.
In het persbericht van het Voedingscentrum staat: ‘…Liesbeth Velema, expert voeding en gedrag bij het Voedingscentrum: “Veel mensen willen duurzaam en gezond eten en passen daar hun gewoontes op aan. Zij eten daarom één of meerdere dagen in de week wat anders dan vlees bij de avondmaaltijd.”…’. Afgezien van het feit dat de vleesconsumptie niet vermindert, is het woord ‘veel’ ook subjectief. Want was is ‘veel’ in deze context? De meest genoemde redenen om minder vlees te eten zijn de impact op het milieu (37 procent) en dierenwelzijn (34 procent). Voor een kwart (27 procent)) is de gezondheid reden tot minderen. Let op: Dit zijn de percentage van de 38 procent niet-stug-door-vleeseters. 37 procent wordt dan ineens 14 procent. Is dat ‘veel’? Verder stelt het persbericht dat 4 op de 10 Nederlanders (41 procent) vindt dat dagelijks vlees eten niet meer van deze tijd is. Wat een onzin getal/vraag. Ook ik als vleeseter zal stellen dat elke dag vlees helemaal niet hoeft.
Meer mensen eten vaker dan drie dagen in de week vlees
Maar nu komt de ‘klapperrrr van de week...’ Uit het recente onderzoek blijkt dat 7 op de 10 Nederlanders zegt maximaal 5 dagen per week vlees te eten bij de avondmaaltijd. Een derde geeft aan hooguit 3 dagen per week vlees te eten bij de warme maaltijd. Zeg maar 33 procent. Wie even ‘googled’ vindt een eerder onderzoek van Voedingscentrum en onderzoeksbureau Motivaction uit 2015. Daaruit wordt gesteld dat steeds meer mensen (‘steeds meer’ is een prachtige numerieke indicatie die eigenlijk nietszeggend is, maar krachtig klinkt) aangeven flexitarisch te eten. In dit onderzoek zegt 55 procent van de Nederlanders 3 dagen per week of vaker geen vlees bij de warme maaltijd te eten. Een LEI-onderzoek uit 2010 geeft aan dat dit destijds 40 procent was. Vreemd hè? Ten opzichte van 5 tot 10 jaar terug zijn er anno 2021 dus minder mensen die 3 dagen of meer geen vlees eten. Met andere woorden: De conclusie van het nieuwe onderzoek zou eigenlijk moeten zijn: Meer mensen eten vaker dan 3 dagen in de week vlees of minder mensen eten minder dan 3 dagen in de week vlees of de Nederlander eet dagelijks steeds vaker vlees. In plaats van deze conclusie komt het Voedingscentrum met een subjectief gebrabbel en gebrei. Nogmaals: Dit ruikt naar een alternatieve agenda die past in de antiveehouderlobby.
'Ik flexitariër? Ineens heb ik geen vleesschaamte meer'
Wellicht als ik de enquête naar waarheid had ingevuld dan zou ik stellen dat ook ik een flexitariër ben (volgens de definitie van het woord), want ik eet graag vis en vind een spiegelei, omelet of bonenschotel als avondeten een prima alternatief. Ik zou in deze enquête meetellen met het percentage flexitariër. Ik flexitariër? Ineens heb ik geen vleesschaamte meer, want ik ben plotseling een hippe burger geworden. Maar ik doe niet mee aan deze trendy ‘woke’ beweging (zeg maar politieke correctheid) en dan is flexitariër, net als dit Voedingscentrumonderzoek, toch een beetje inhoudsloze blabla.