Verlagen beun van 45 naar 35 centimeter leidt tot minder grondeieren
'Percentage grondeieren van 8 naar 2,5 procent gedaald door managementmaatregelen'
Hij houdt in Kootwijkerbroek (GD) in drie stallen 31.000 moederdieren, exclusief hanen van trager groeiende vleeskuikens. De 23-jarige nam het bedrijf in december vorig jaar over van kuikenbroederij Morren uit Lunteren (GD) nadat hij sinds 2018 als bedrijfsleider op het bedrijf werkte. Hij is één van de circa 35 vleeskuikenouderdierenhouders met trager groeiende moederdieren in Nederland.
„Het percentage grondeieren is bij moederdieren van trager groeiende vleeskuikens een stuk hoger dan bij reguliere moederdieren. Bovendien zijn sommige stallen er extra gevoelig voor. Mijn twee oude stallen uit de jaren ’60 hebben geen mestput. De opstap naar de beun was altijd 45 centimeter. We hebben dit verlaagd naar 35 centimeter. Wanneer de mest er niet meer onder past – meestal is dat wanneer de dieren zo rond de 50 weken oud zijn – kan ik met een haak de beun omhoog trekken tot 45 centimeter. Hierdoor past de mest eronder totdat de dieren 65 weken zijn en naar de slachterij gaan.”
Het percentage grondeieren daalde door het verlagen van de beun flink bij Hazeleger. Maar er zijn meer factoren van invloed. „Een lage opstap naar de beun, goede verlichting en niet een te hoge bezetting op het legnest zijn allemaal van belang om het percentage grondeieren laag te houden”, weet Hazeleger. „Strooisel wegscheppen of een stroomdraadje spannen, zijn slechts hulpmaatregelen.” Met slechts 6,8 dieren per vierkante meter is de stalbezetting bij Hazeleger vrij laag. Volgens heeft stalbezetting ook een kleine invloed op het aantal grondeieren.
Quarantaine stal
De afgelopen jaren leerde hij veel over het houden van moederdieren van trager groeiende vleeskuikens. „Ik voel het steeds beter aan allemaal.” Sinds twee rondes werkt hij met een quarantaine stal. Hier is hij enthousiast over. „Het mooiste is om met 9 procent hanen te beginnen. Dat doe ik nu nog niet, meestal zit ik rond 10 procent. Wel halen we in het begin de kleinste hanen eruit. Die voeren we bij in de quarantaine stal en krijgen daar ook extra verlichting. Dit zijn mooie bijplaatshanen voor wanneer de dieren 40 weken oud zijn.”
Bij moederdieren van trager groeiende vleeskuikens is het aantal broedeieren en de bevruchting hoger. Hazeleger houdt de Hubbard JA57. De kuikens daarvan worden vaak acht weken oud en worden veel opgezet voor het 1 ster Beter Leven keurmerk. „De Hubbard JA57 legt heel veel broedeieren. Ze kunnen meer dan 220 broedeieren leggen. De Hubbard JA87 legt wat minder broedeieren. De kuikens daarvan groeien wat harder. Ze worden zeven weken oud en veel opgezet voor de huidige supermarktenconcepten.”
88,5 procent uitkomst
De uitkomst is afhankelijk van het hanenmanagement, weet Hazeleger. „Mijn eerste ronde was de gemiddelde uitkomst 88,5 procent. De vorige koppel lag die op 86,5 procent en de huidige ronde lijkt qua uitkomsten weer veel op de eerste ronde, maar we zijn nog maar halverwege. De bevruchting piekt op 92 à 93 procent. De uitkomst is afhankelijk van hoe de koppel hanen zich gedragen. Indien je de hanen vanaf de start in de vleeskuikenouderdierenstal net te weinig voert, heb je de hele ronde last van de negatieve gevolgen. Je moet heel nauwkeurig werken.” Hazeleger wordt begeleid door Hubbard en zijn voerfabrikant.
De broedeiprijs ligt over het algemeen lager dan bij reguliere moederdieren omdat de moederdieren van trager groeiende vleeskuikens meer broedeieren leggen, geef Hazeleger aan. Grondeieren leveren hem maar weinig op omdat de kostprijs hoger is door extra arbeid terwijl de opbrengsten zijn gelijk.
Voeropname
Zijn hennen krijgen in tegenstelling tot reguliere moederdieren de hele dag voer. „Het voer van de hennen en hanen moet echt goed gescheiden zijn. De hanen moeten niet kunnen mee vreten bij de hennen.” De hennen worden ook wel mini-moederdieren genoemd omdat ze veel kleiner zijn dan een regulier vleeskuikenouderdier en meer op een leghen lijken. „De opfokker moet hier wat betreft zijn werkwijze ook rekening mee houden. De opfok komt heel precies omdat de dieren geneigd zijn om vroeg in productie te komen. Dit kan zorgen voor te veel kleine eitjes op jonge leeftijd.”
„De voeropname bij de hennen kan soms voor problemen zorgen. Dat is wennen, want bij reguliere moederdieren is dat geen probleem. Het is altijd een strijd tot 30 weken om dan de juiste eigewichten te krijgen. Sommige collega’s met mini-moederdieren hebben problemen met de voeropname. Bij mij is dat meestal geen groot probleem. Elke ronde moet je weer op een andere manier proberen om het voer er goed erin te krijgen. Dit kan door meer of minder voerbeurten, een andere voerstrategie (bijvoorbeeld in blokschema voeren) of aanpassingen aan het voer zelf.”
‘Raad vader nuttig’
De vleeskuikenouderdierenhouder vindt de leegstand de minst leuke periode van een ronde. „Het liefst zet ik zo snel mogelijk weer nieuwe kippen op. Aan de ene kant wil ik de boel graag schoon en fris maken zodat je een nieuwe ronde weer goed kunt beginnen. Aan de andere kant vind ik de leegstand een spannende periode omdat je lang zonder inkomsten zit en het altijd afwachten is hoe een nieuwe ronde opstart. Bovendien hebben we altijd veel onderhoud in onze oude stallen tijdens de leegstand. Onderhoud doen, is niet mijn favoriete werk. Daarnaast heb ik ook een hekel aan grondeieren rapen omdat het geen leuk werk is en ze eigenlijk overbodig zijn.”
De jonge pluimveehouder heeft veel respect voor zijn vader Karel Hazeleger (45), die al jaren bij broederij Morren werkt. „Hij heeft veel ervaring van de pluimveehouderij van de eerste tot de laatste schakel. Hij kent de pluimveesector van binnen en buiten en heeft veel verstand van kippen en broeden. Hij heeft meer levenservaring dan ik. Als ik raad nodig heb, ga ik naar hem toe.”
Blij met overname
Hazeleger is blij dat hij december vorig jaar het vleeskuikenouderdierenbedrijf heeft over kunnen nemen van Morren. „Een agrarisch bedrijf overnemen is niet eenvoudig, vooral als je geen bedrijf in de familie hebt is het lastig om te beginnen. De zekerheid en het toekomstperspectief binnen de vleeskuikenconcepten zorgden ervoor dat ik vertrouwen heb in de toekomst voor mijn bedrijf.”
Melvin Hazeleger vertelt in vakblad Pluimveeweb van juni over zijn toekomstvisie in de rubriek De Opvolger waarin jonge pluimveehouders en opvolgers aan het woord komen. Het vakblad verschijnt donderdag 17 of vrijdag 18 juni. Ontvangt u het vakblad Pluimveeweb nog niet? Vraag dan hier een gratis proefnummer aan. Wilt u een abonnement op vakblad Pluimveeweb? Klik dan hier.