Eiwit in legpluimveevoer: kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit
Aminozuren
We onderscheiden twee soorten aminozuren: de essentiële en de niet-essentiële. De essentiële moeten persé via het voer binnenkomen en de niet essentiële kunnen door het lichaam zelf gemaakt worden indien het lichaam deze niet voorradig heeft. Hiervoor zijn dan wel andere aminozuren nodig.
Om eiwitbenutting te optimaliseren, is het van belang om ervoor te zorgen dat de verhoudingen van de aminozuren kloppend zijn. Dat geldt zowel voor de verhouding van de essentiële aminozuren onderling als de verhouding van de niet-essentiële ten opzichte van de essentiële.
Om voldoende van alle aminozuren binnen te krijgen is het van belang dat er voldoende eiwit in het rantsoen van de hennen zit en dat dit van een dusdanige kwaliteit dat een kip er ook wat mee kan. Een gedeelte van de essentiële aminozuren kunnen we synthetisch als kant-en-klare bouwstenen aan het voer toevoegen, maar de rest zal door de hen uit het eiwit in het voer moeten worden gehaald. Belangrijker dan de absolute hoeveelheid eiwit in het rantsoen van de hen is dus de herkomst van dit eiwit en daarmee de verteerbaarheid.
Verteerbaar eiwit
Iedere eiwitbron in het voer levert zijn eigen specifieke aminozurenpatroon, maar niet al het aangeboden eiwit is even goed verteerbaar voor een kip. Dit heeft onder meer te maken met hoe het eiwit gebonden zit in de verschillende grondstoffen. Daarom heeft iedere eiwitgrondstof een eigen verteringscoëfficiënt. Door in de samenstelling van het voer rekening te houden met deze verteringscoëfficiënten kan er een voer gemaakt worden met de juiste hoeveelheid verteerbaar eiwit en zo min mogelijk onverteerbaar ruw eiwit. Zodoende verkrijg je een optimale productie en maximale gezondheid bij de hennen.
Meer weten?
Wilt u meer weten over de verteringscoëfficiënten van de verschillende grondstoffen kijk dan op de website van ABZ Diervoeding. Natuurlijk kunt u ook contact opnemen met onze pluimveespecialisten
Tekst: ABZ Diervoeding