Met verlaagde beun minder kans op grondeieren
Dat zijn de belangrijkste conclusies uit een enquête onder vermeerderaars van vleeskuikenouderdieren. De redactie van BRAVO nam de enquête af bij een grote groep vermeerderaars om meer inzicht te krijgen in het probleem van grondeieren. De resultaten van 130 vermeerderingsstallen zijn statistisch verwerkt.
Significante verschillen
Er is een significant verschil tussen het aantal grondeieren bij traag groeiende ouderdieren en reguliere ouderdieren. Traag groeiende ouderdieren leggen meer eieren op de grond. Een significante verschillen wil zeggen dat het verschil met een betrouwbaarheid van 95 procent te wijten is aan het verschil in soort ouderdier.
Een lage beun, dus een lage opstap, levert minder grondeieren op dan een hoge opstap. Vooral reguliere ouderdieren hebben moeite met een hoge beun. Bij traaggroeiende is het verschil in percentage grondeieren tussen verschillende beunhoogtes niet significant.
Overige factoren
Ook het verschil in aantal grondeieren bij het type legnest en verlichting is getest maar die verschillen zijn niet duidelijk te weerleggen. Wel blijkt dat koppels met minder dan 0,5 procent grondeieren vaak Ledverlichting in de stal hangt.
Maatregelen
In de enquête konden de vermeerderaars ook aangeven welke maatregelen ze nemen om grondeieren te voorkomen. De belangrijkste zijn:
- Zoveel mogelijk rondes door de stal lopen om grondeieren te rapen
- Minder hennen per vierkante meter
- Aanpassen voertijden
- Rode flapjes van nesten omhoog plakken
- Droog strooisel verwijderen.