Geval van Egg Drop Syndrome vastgesteld in Zuid-Nederland
De GD ontving de afgelopen maand meerdere signalen van zowel leg- als vleespluimveehouders over productiedalingen, al dan niet in combinatie met afwijkende schalen. Productiedalingen van meer dan 10 procent zijn gerapporteerd en in enkele gevallen werd dit mede veroorzaakt door de aanwezigheid van windeieren.
De GD voerde samen met pluimveepractici onderzoek uit, onder andere door het bijplaatsen van SPF-dieren bij drie verschillende koppels. In één van deze koppels is de aanwezigheid van het EDS-virus aangetoond door middel van serologisch onderzoek bij de SPF-hennen. Of dit virus ook bij de andere koppels heeft gespeeld, is vooralsnog onduidelijk.
„Pluimveehouders die een productiedaling zien, moeten hun dierenarts vroegtijdig informeren”, adviseert de GD. Voor EDS is volgens de GD het belangrijk om vroeg in de uitbraak een diagnose te stellen. „EDS is geen nieuwe ziekte. Sinds er tegen gevaccineerd kan worden is het een zeldzame ziekte geworden. Eens in de paar jaar komen we een geval tegen. In het algemeen is voor goed gevaccineerde leggende dieren het risico minimaal tot zeer beperkt", benadrukt de GD.
Verschijnselen
De ziekte veroorzaakt een snelle daling in de eiproductie, die circa vier tot tien weken aanhoudt. Aantasting van de eischaal is daarnaast het meest opvallende symptoom: er kunnen dunne eischalen, zachte eischalen en eieren zonder eischaal worden geproduceerd. Omdat deze eieren makkelijk in het systeem verdwijnen of door de kippen worden opgegeten, worden deze afwijkende eieren soms niet gezien en wordt er enkel een productiedaling waargenomen.
Overdracht van het virus
Het virus kan via de eieren van de moeder naar de nakomelingen worden overdragen (verticale spreiding). Hoewel de jonge kuikens hier niet ziek van worden, houden zij het virus bij zich en kunnen zij later in hun leven EDS krijgen. Dit gebeurt dan meestal aan het begin van de productieperiode, voor ze de piek hebben bereikt.
Het virus kan ook horizontaal spreiden, van koppel naar koppel. In veel uitbraken met horizontale spreiding wordt transmissie via eiertrays beschreven. Incidentele besmetting van commerciële koppels vanuit wildreservoirs is mogelijk, bijvoorbeeld via de mest van wilde vogels. Eenden en ganzen zijn bekende reservoirgastheren.
Diagnose
Het aantonen van EDS is soms moeilijk. Bij jonge opfokkoppels die drager zijn van het virus, is slechts een laag percentage van de dieren besmet waardoor de detectiekans gering is. Tijdens een uitbraak is het virus slechts een beperkte tijd in de dieren aantoonbaar met PCR-onderzoek. Ook microscopisch zichtbare afwijkingen die wijzen op EDS zijn enkel in de eerste dagen van de ziekte duidelijk aanwezig. Door serologisch onderzoek aan het begin van de uitbraak te vergelijken met serologisch onderzoek enkele weken later (gepaarde sera) kan de diagnose worden gesteld. Het is voor pluimveehouders van belang om hun dierenarts al in een vroeg stadium van de ziekte in te schakelen.
Door het bijplaatsen van SPF-kippen kan de diagnose ook later in de uitbraak nog worden gesteld door serologie, eventueel aangevuld met PCR-onderzoek.
Kijk op de website van de GD voor meer informatie over EDS en in een eerder artikel van AviVet op Pluimveeweb.nl hoe een pluimveehouder van EDS afkomt en hoe het te voorkomen is.
Tekst: Tom Schotman
Groeide op een vleeskuikenbedrijf in het Achterhoekse Vragender op. Schrijft sinds augustus 2013 voor Pluimveeweb.nl, vakblad Pluimveeweb, Pigbusiness.nl, vakblad Pig Business en de regionale agrarische vakbladen van Agrio.
Beeld: AviVet
Bron: Gezondheidsdienst voor Dieren