Student toonde overschatting stikstofdepositie in Natura2000-gebied al in 2012 aan
Dat blijkt uit het afstudeeronderzoek dat Santing als student op de Wageningen Universiteit schreef en nu weer opduikt op diverse sociale mediakanalen. De tekst is hier in zijn geheel te lezen. Sieta van Keimpema verwees vandaag in een brief namens Farmers Defence Force (FDF) ook al naar het onderzoek.
Buiten 400 meter geen meetbare ammoniak
Santing - die inmiddels een biologische melkveehouderij runt in Ravenswoud (Fr) - onderzocht de stikstofdepositie en ammoniakverspreiding van vijf aan de noordkant van Natura 2000-gebied Dwingelderveld grenzende melkveehouderijen. Eén van die bedrijven hield 600 grootvee-eenheden (GVE) en de anderen gemiddeld 100 koeien. Tot op 400 meter afstand van het bedrijf met 600 GVE, dat de koeien jaarrond opstalde, werd een meetbare stikstofdepositie uit de veehouderij gevonden. Bij de andere vier bedrijven was op meer dan 50 meter afstand al geen meetbare stikstofdepositie meer. De student plaatste op 26 locaties met zomergerst ingezaaide potten en bepaalde er de natte (met neerslag) en droge depositie van stikstof mee.
OPS-model ongeschikt
Beneden een omgevingsconcentratie ammoniak van 14,5 microgram per kubieke meter nam Santings zomergerst geen ammoniak meer op. Die 14,5 microgram is daarmee het ‘gewas compensatiepunt’, dat in het Dwingelderveld vrijwel nergens werd gemeten. Santing: „Het OPS-model is ongeschikt gebleken voor het simuleren van stikstof depositie op lokaal niveau door het ontbreken van een gewas compensatiepunt en door overschatting van de droge depositie snelheid bij een lage ammoniak concentratie. Ook andere modellen die werken met een veronderstelde kritische depositie waarde voor kwetsbare vegetaties hebben dit nooit gemonitord met daadwerkelijke metingen als biomonitoren.”
Veenmossen zouden volgens het onderzoek wél bij een lagere concentratie ammoniak kunnen opnemen. „Maar”, meldt Santing, „dat leidt niet direct tot negatieve effecten bij die mossen.”
De ammoniakconcentratie-metingen voor het onderzoek van de student aan de Wageningen Universiteit vonden plaats van februari 2011 tot februari 2012 en de depositiemetingen met biomonitoren gedurende 85 dagen in het voorjaar van 2011.
Santing klopte destijds met zijn resultaten al aan bij het RIVM, zei hij eerder in De Telegraaf. „Maar ik werd al snel aan de kant gezet. Mijn resultaten pasten niet in hun straatje.”