Homogene structuur pluimveevoeders, de basis van succes!
Reflux
Bij pluimvee zit de werking van het maagdarmkanaal bijzonder in elkaar. Door reflux kan de voedselbrij in omgekeerde richting worden gestuurd, terug de spier- en kliermaag in. Afhankelijk van de deeltjesgrootte herhaalt de reflux zich. Doordat de voedselbrij langer in de darm blijft zorgt dit voor een betere vertering.
Grovere structuur beter voor de vertering
Een wat grovere structuur van het voer (1-3 mm) verbetert de ontwikkeling van de krop en de magen én zorgt voor een betere voeropname. De brij verplaatst zich langzamer door het maagdarmkanaal. Hierdoor kunnen verteringssappen en enzymen beter inwerken op alle deeltjes. Ook is er een betere afdoding van verkeerde bacteriën. Een homogene structuur van het voer is daarbij essentieel.
Geen optimale vertering bij te veel fijne fractie
Eiwitgrondstoffen zijn vaak fijner van structuur dan energiegrondstoffen. De passagesnelheid van eiwitgrondstoffen ligt hierdoor hoger. Voer met een te hoog aandeel fijne fractie wordt nauwelijks verteerd. De spiermaag fungeert dan meer als doorgeefluik. Dit ondermijnt een goede weerstand en productie van de kip.
Betere voeropname
Bij een homogene structuur van het voer kan de hen niet selecteren waardoor de voeropname beter wordt. De krop en de klier- en spiermaag ontwikkelen zich hierdoor beter. Dit resulteert in een betere enzymwerking en er wordt meer mucus gevormd (zie stap 2 in ‘Hoe gaat de vertering in zijn werk’). In de darm worden voedingsstoffen op de juiste plaats en beter opgenomen. Dit resulteert in een fitte hen die probleemloos een hoge productie behaalt, met een scherpe voederconversie en voeropname per ei. AR waarborgt een homogene voerstructuur door een uniek productieprocedé.
Hoe gaat de vertering in zijn werk?
- De kip pikt het voer op en mengt het met speeksel. Daarna belandt het via de slokdarm in de krop.
- In de krop vindt de voorfermentatie plaats. Het voer wordt hier tijdelijk opgeslagen en ingeweekt. De krop scheidt een zwelstof uit, ‘mucus’ genaamd. Dit zorgt voor een beschermlaag in het darmstelsel. Hierdoor tasten bepaalde enzymen de darmwand niet aan.
- Vervolgens gaat het voer naar de kliermaag. Hierin worden pepsine en zoutzuur afgescheiden, wat de eiwitvertering bevordert. De pH van de klier- en spiermaag is laag, zo’n 2,5. Ziekteverwekkende bacteriën worden belemmerd door de lage pH. In een zure omgeving lossen kalkachtige grondstoffen zoals grit goed op. De kliermaag scheidt ook mucus af.
- Daarna gaat het voer naar de spiermaag. De spiermaag is te zien als de tanden van de kip. De spieren kneden en mengen de brij met behulp van maagkiezel en verkleinen zo de deeltjesgrootte. De verteringssappen en enzymen kunnen hierdoor beter hun werk doen. Deeltjes kleiner dan 1 mm verlaten de spiermaag.