De volgende zomer komt zeker!
Stalklimaat: hittestress bij scharrelhuisvesting en vrije uitloop voorkomen (Deel 1/2)
Wij mensen hebben voor dergelijke situaties verschillende strategieën ontwikkeld om ons leven wat draaglijker te maken. Daartoe behoren bijvoorbeeld luchtige kleding, veel dringen, in de schaduw verblijven en zware inspanningen voorkomen of een airconditioning gebruiken. Maar hoe zit het met onze leghennen? Welke mogelijkheden hebben zij om zulke hittegolven te doorstaan en welke gevolgen heeft dat voor hun gezondheid en productiviteit?
Warmteafgifte bij pluimvee
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is het belangrijk te weten dat pluimvee niet kan zweten en dat de warmteafgifte via het lichaam door de veren wordt beperkt. Als kippen het te warm hebben, laten zij hun vleugels hangen en strekken zij deze zijwaarts. Ook via de kam, de lellen en de voeten kunnen zij in beperkte mate warmte aan de omgeving kwijt. Het overgrote deel van de warmte geven zij via de ademhaling af. Hierbij verdampt veel water in de longen en wordt op die manier warmte aan het lichaam onttrokken. Dit wordt ook wel thermoregulatie door verdamping genoemd.
Zolang de kippen zich in hun thermoneutrale zone bevinden, die tussen 16 en 24°C ligt, is er niets aan de hand. Aangezien er sprake is van een voldoende grote temperatuurgradiënt ten opzichte van hun lichaamstemperatuur van 41°C, kan de warmte volledig worden afgegeven.
Er moet echter niet alleen rekening worden gehouden met de buitentemperatuur, maar ook de relatieve luchtvochtigheid speelt een zeer belangrijke rol. Wanneer deze bij een buitentemperatuur van 24 tot 26°C stijgt naar meer dan 70%, dan daalt de waterdampgradiënt van de long ten opzichte van de omgeving en de kippen moeten hun ademhalingsfrequentie verhogen om de warmte volledig kwijt te kunnen. Dat wil zeggen dat zij hun thermoneutrale zone sneller verlaten en de hittestress al bij redelijk gematigde temperaturen inzet. Dat is goed herkenbaar aan het feit dat de kippen beginnen te hijgen: een duidelijk teken dat ze het te warm hebben. Bovendien gaat deze versnelde ademhaling ten koste van de voederenergie en dus de prestaties.
Warmtebelasting voorspellen
De Deutsche Wetterdienst www.dwd.de biedt in de periode van mei tot september voorspellingen van de enthalpiewaarden aan en zegt over dit onderwerp: "De enthalpie geeft de totale warmte-inhoud van de lucht aan en dient als kengetal voor de warmtebelasting van pluimvee." Wanneer in de buitenlucht volgens de voorspellingen van de Deutsche Wetterdienst enthalpiewaarden van tot wel 67 kJ/kg en daarboven te verwachten zijn, zal de enthalpiewaarde in de stallucht door de warmteafgifte van de dieren al bij 72 kJ liggen. Hiermee is het kritieke bereik voor gevogelte bereikt.
Wanneer er gedurende meerdere dagen achter elkaar sprake is van te hoge temperaturen resp. te hoge enthalpiewaarden, reageren de leghennen met een verdere verhoging van hun ademhaling en verlagen zij bovendien hun voeropname om de stofwisseling te ontzien. Dat leidt tot de volgende negatieve effecten:
- Verhoogde wateropname veroorzaakt door het hijgen
- Verminderde voeropname om de stofwisseling te ontzien
- Verlaging van het eigewicht
- Vermindering van de legprestaties
- Slechtere kwaliteit van de schil
- Natte ontlasting bij bovenmatige waterconsumptie
- Verhoogde verliezen
Wat kunnen wij doen, en wel tijdig en preventief, om het welzijn en de productiviteit van onze leghennen ook in dergelijke perioden te waarborgen?
Bouwkundige aspecten
Reeds bij de planning van nieuwe stallen moet er met enkele zaken rekening worden gehouden. Om een optimaal luchtvolume in de stal te kunnen realiseren, moet deze voldoende hoog zijn. Bovendien is een goede isolatie van belang. Die is niet alleen in de winter nuttig, maar voorkomt ook in de zomer dat de stallucht wordt opgewarmd en dat de zonnestraling tot de dieren kan doordringen wat tot een extra warmtebelasting kan leiden.
Ook dient er te worden gelet op de beschaduwing van de stal, met name op de plaatsen waar zich de ventilatieopeningen bevinden. Een geasfalteerd terrein zonder enig groen verwarmt de lucht rond de stal nog verder. Het planten van bomen en struiken draagt ertoe bij dat de binnenkomende frisse lucht wordt gekoeld.
Ventilatieconcept
Het belangrijkste voor een optimale klimaatbeheersing, met name in stallen met mechanische ventilatie, is de inbouw van moderne, voldoende grote ventilatiesystemen en de dienovereenkomstige besturingstechniek.
Onze huidige rassen leghennen kenmerken zich door een hoog genetisch pretatiepotentieel. Naast de onderhoudsbehoefte hebben zij dus ook een hoge prestatiebehoefte die in een snellere stofwisseling (metabolisme) tot uiting komt. Dat wil zeggen dat onze huidige rassen veel warmte, waterdamp en kooldioxide produceren. De in de norm DIN 18910 genoemde luchtverversingssnelheid is in normale situaties voldoende om de warmte van de dieren af te voeren. Op hete zomerdagen is dit echter onvoldoende. Hier moeten minimaal 4,5 m3/h en kg levend gewicht worden gerealiseerd om de dieren voldoende te koelen. Een dienovereenkomstige luchtverversingssnelheid is dus van groot belang.
Het is daarom ook aan te raden om naast de gangbare toevoer van frisse lucht via wandventielen en de afvoer van lucht via schoorstenen, die over het dak zijn verdeeld, een aanvullende zomerventilatie via grote luchtinlaten in de gevel te laten installeren (afbeelding 1).
Dan dient minimaal twee derde van luchtverversing als langsventilatie te worden gepland. Want via langsventilatie wordt de hoogste luchtbeweging gerealiseerd (grafiek).
Bij nieuwe stallen is het zinvol om meteen een zogenoemde CombiTunnel-ventilatie te installeren. Wanneer de temperaturen in de zomer naar meer dan 25°C stijgen, schakelt de klimaatcomputer bij dit systeem van zijwaartse ventilatie over naar tunnelventilatie. Op die manier kan de totale frisse lucht in lengterichting door de stal worden gezogen om een maximale luchtsnelheid en dus een maximaal windchill-effect te realiseren. Dat kan met de op het dak gebundelde ventilatieschoorstenen of via ventilatietorens (afbeelding 2) eenvoudig worden bereikt.
Meten en voelen is niet eenvoudig
Het windchill-effect beschrijft het verschil tussen de gemeten luchttemperatuur en de "gevoelstemperatuur" afhankelijk van de windsnelheid. Wanneer de luchttemperatuur lager is dan de lichaamstemperatuur van de legkip, die ongeveer 41°C bedraagt, geven de dieren warmte-energie aan hun omgeving af. Deze warmteafgifte stijgt naarmate de windsnelheid toeneemt. Het dier ervaart de lucht als veel koeler dan deze daadwerkelijk is. Wanneer de temperatuur echter verder stijgt, werkt de afkoeling door wind niet meer, omdat het temperatuurverschil te klein is. Hete lucht boven 40°C koelt niet meer, maar warmt het dier juist extra op.
Koeling met water
Nu blijft als laatste technische maatregel de koeling met behulp van water over. In hete regio's wordt zeer vaak het koelsysteem PadCooling toegepast. Bij de toegepaste onderdrukventilatie wordt de zeer warme frisse lucht door met water bevochtigde pads van cellulose en kunststof gezogen, voordat zij de stal bereikt. Hierbij neemt de frisse lucht vocht op en koelt af, voordat zij in de stal stroomt. In combinatie met de tunnelventilatie wordt zo een zeer efficiënte koeling gerealiseerd die ook bij extreem hoge temperaturen een gezond stalklimaat voor de dieren kan waarborgen.
Een tweede systeem is de zogenoemde nevelkoeling. Deze oplossing is tegenwoordig al in opfokstallen voor haantjes standaard. In volières staat de inzet van deze techniek echter nog in de kinderschoenen. Men is namelijk bang dat het strooisel en de volières zelf te vochtig worden. Een installatie in de serre is echter volledig onproblematisch. Want voordat de frisse lucht van de serre via de wandventielen naar de staal stroomt wordt zij door de nevelkoeling goed afgekoeld.
Vrije uitloop
Stallen voor vrije uitloop zijn op grond van hun constructie een geval apart. Een klassieke onderdrukventilatie kan niet volledig worden gerealiseerd, omdat door de geopende uitloopkleppen geen stabiele onderdruk kan worden opgebouwd. Daarom wordt steeds vaker gekozen voor een gelijkdrukventilatie via ventilatieschoorstenen.
Ook hier wordt een aanvullende zomerventilatie in de vorm van grote luchtinlaten (shutters) in de gevel van de stal ten zeerste aangeraden. Als 's nachts de uitloopkleppen zijn gesloten, kan de stal immers via de geopende shutters met de koudere nachtlucht flink worden doorgelucht. Om ervoor te zorgen dat de luchtverversing voldoende groot is, geldt hier meer dan ooit dat de stallen incl. serre zo hoog mogelijk moeten zijn. Het staldak en ook het dak van de serre moeten worden geïsoleerd, zodat de warmte niet onder het dak kan blijven hangen. Ook hier helpt het om het terrein rond de stal te beschaduwen resp. van groen te voorzien. In het open terrein moeten de dieren de beschikking hebben over voldoende schaduwrijke plekken.
Het is ook de moeite waard om te kijken naar regio's die vaker worden geconfronteerd met hoge temperaturen. In Australië worden in vrije uitloopstallen met natuurlijke ventilatie bijvoorbeeld om de 10 tot 15 meter circulatieventilatoren ingezet (afbeelding 3). Zij zorgen dan voor een voldoende groot windchill-effect doordat zij de lucht op de dieren blazen. Vanaf temperaturen van 32°C wordt dan nog een nevelkoeling ingezet.
Meer tips over het omgaan met hittestress bij kippen? Lees dan ook https://www.pluimveeweb.nl/artikel/213180-5-managementtips-om-hittestress-tegen-te-gaan/deel 2 van deze serie.
Jörg Bohnes, Janett Peschel
Big Dutchman International GmbH
Gepubliceerd in de speciale DGS-uitgave 27/2019