Leegstandsvergoeding voor Vlaamse pluimveebedrijven goedgekeurd
Dat meldt het Vlaams infocentrum land-en tuinbouw maandag 27 mei. Sinds halverwege april worden in Vlaanderen in een toenemend tempo besmettingen met laag pathogene vogelgriep vastgesteld bij pluimveebedrijven. Er is sprake van abnormaal hoge sterfte van dieren en verminderde eierproductie, wat atypisch is gezien het om virusvariant H3 gaat. Zowel vleeskuikens - en leghennenbedrijven als opfok- en vermeerderingsbedrijven zijn getroffen.
De Vlaamse regering gaf afgelopen vrijdag 24 mei goedkeuring aan een steunregeling voor de pluimveebedrijven die getroffen worden door vogelgriep van het type H3. Ondanks het laag pathogene karakter van deze virusvariant zijn de productieverliezen op de bedrijven groot. Leghennen stoppen met eieren leggen en op alle getroffen pluimveebedrijven neemt het sterftecijfer abnormale proporties aan. Op voorstel van de ministers Koen Van den Heuvel en Lydia Peeters voorziet Vlaanderen in een leegstandsvergoeding.
1,25 miljoen euro
De vergoeding kan pas uitwerking krijgen op het moment dat de overheid een ruimplicht en herbevolkingsverbod voor de getroffen bedrijven invoert. Die intentie is er wel, maar botst op Europese regelgeving die er geen rekening mee houdt dat een laagpathogene virusvariant in kippenstallen een ravage kan aanrichten zoals Vlaamse pluimveehouders die nu meemaken.
Ook moet de steunregeling door de Europese Commissie getoetst worden aan de geldende staatssteunregels. Nadat aan deze voorwaarden is voldaan, zal het besluit opnieuw aan de Vlaamse regering worden voorgelegd. Na definitieve goedkeuring daarvan wordt 1,25 miljoen euro overgeheveld van het budget van de Vlaamse Landmaatschappij naar de begroting van het Departement Landbouw en Visserij.
Tekst: Tom Schotman
Groeide op een vleeskuikenbedrijf in het Achterhoekse Vragender op. Schrijft sinds augustus 2013 voor Pluimveeweb.nl, vakblad Pluimveeweb, Pigbusiness.nl, vakblad Pig Business en de regionale agrarische vakbladen van Agrio.
Beeld: Agrio archief
Bron: Vlaams infocentrum land-en tuinbouw