Wereldvoedselorganisatie FAO: ‘Vleesproductie heeft aanzienlijk minder graan nodig’
Landbouwhuisdieren vreten voornamelijk voedsel dat niet geschikt is voor menselijke consumptie en voor de vleesproductie is er minder graan nodig dan in het algemeen wordt gerapporteerd. Deze FAO conclusies werpen een ander licht op het vraagstuk over hoe om te gaan met de productie van vlees in de toekomst. In 2050 zal de wereld 9,6 miljard mensen tellen, waarvan 70 procent in steden met een gemiddeld inkomen dat bijna twee keer zo hoog is als nu. Als gevolg daarvan zal de wereldwijde vraag naar dierlijke producten blijven groeien en een cruciale rol spelen in de wereldwijde voedselzekerheid en voeding, aldus de FAO in het rapport dat al eind 2017 werd geschreven, maar waaraan nooit veel ruchtbaarheid is gegeven. Het rapport plaatst echter de vleesconsumptie in een iets ander perspectief.
Waardevolle voedingsstoffen
Maar de veehouderij gebruikt een groot deel van de landbouwgrond en de sector wordt vaak beschouwd als een verspiller van grondstoffen. In het bijzonder wordt kritiek geuit op de lage efficiëntie van vee om voedsel om te zetten in menselijk eetbaar eiwit en dat dieren een directe concurrent van de mens zijn om granen te gebruiken als veevoer in plaats van humaan voedsel.
Uit een nieuwe studie van de FAO en gepubliceerd in Global Food Security blijkt echter dat varkens, kippen en koeien voornamelijk afhankelijk zijn van voedergewassen, gewasresten en bijproducten die niet eetbaar zijn voor de mens en dat bepaalde productiesystemen direct bijdragen aan de mondiale voedselzekerheid. De landbouwhuisdieren produceren meer waardevolle voedingsstoffen voor de mens, zoals eiwitten, dan dat ze zelf consumeren.
Anne Mottet, veevoederdeskundige bij de FAO:
Ik kwam tot het besef dat mensen voortdurend worden blootgesteld aan onjuiste informatie over de veehouderij en het milieu. De informatie wordt herhaald zonder door de media of anderen in twijfel te worden getrokken. Dit geldt met name voor veevoer. Er is op dit moment geen officiële en volledige internationale database over wat landbouwhuisdieren precies eten. Dit onderzoek draagt daarom bij aan het opvullen van deze leemte en het levert een ‘peer-reviewed’ bewijs dat beleidsmakers en het publiek beter kan informeren.
Veehouderijproducten zijn goed voor 18 procent van de wereldwijde calorieën, 34 procent van de wereldwijde eiwitconsumptie en leveren essentiële micronutriënten, zoals vitamine B12, ijzer en calcium. De veehouderij gebruikt onder meer grote weidegronden waar verder niets geproduceerd kan worden. Dieren dragen ook bij aan de landbouwproductie door mestproductie en voorkomen van droogte. Verder biedt het houden van vee een veilige bron van inkomsten voor meer dan 500 miljoen (arme) mensen in veel plattelandsgebieden.
Het onderzoek stelt vast dat 86 procent van het veevoer niet geschikt is voor menselijke consumptie. Als ze niet door de veestapel worden geconsumeerd, kunnen gewasresten en bijproducten snel een belasting voor het milieu worden, aangezien de menselijke bevolking groeit en meer en meer verwerkt voedsel consumeert.
Minder graan per kilogram vlees
Dieren consumeren ook voedsel dat mogelijk door mensen kan worden gegeten. Granen zijn goed voor 13 procent van de totale inname van droge stof van de veestapel. In sommige eerdere studies, die vaak worden aangehaald als bewijslast tegen vlees eten, wordt gesteld dat er tussen de 6 kg en 20 kg graan nodig is voor bijvoorbeeld 1 kg rundvlees. In tegenstelling tot deze hoge schattingen blijkt uit de FAO-studie dat er gemiddeld slechts 3 kg graan nodig is om wereldwijd 1 kg rundvlees te produceren.
Er zijn ook belangrijke verschillen tussen de productiesystemen. Omdat koeien bijvoorbeeld afhankelijk zijn van weidegang en voedergewassen hebben ze slechts 0,6 kg eiwit nodig, dat ook voor de menselijke consumptie geschikt is, om 1 kg eiwit in melk en vlees te produceren. Dit dierlijke eiwit is bovendien van een hogere voedingskwaliteit. Runderen dragen zo rechtstreeks bij aan de mondiale voedselzekerheid.
De studie onderzocht ook het soort land dat wordt gebruikt voor de productie van veevoer, 77 procent is grasland met een groot deel van de weidegronden dat niet in akkerland kan worden omgezet en dus alleen gebruikt kan worden voor het grazen van dieren.
Anne Mottet, veevoederdeskundige bij de FAO:
Dierlijke productie, in al haar vormen, speelt dus een integrale rol in het voedselsysteem door gebruik te maken van marginale gronden, door nevenproducten om te zetten in eetbare goederen, door bij te dragen aan de productiviteit van gewassen en door eetbare gewassen om te zetten in zeer voedzaam, eiwitrijk voedsel.