Schouten blijft dit jaar nog met onjuiste fosfaatcijfers werken

Fosfaatcijfers zijn toch al bijna altijd gebaseerd op verouderde waardes. Ze worden normaal genomen elke drie à vier jaar bijgesteld, en kunnen daarmee gebaseerd zijn op cijfers van tot vier jaar terug. Een jaarlijkse herziening zou te veel onzekerheid geven voor de bedrijsvoering van de boer, en daarom is de frequentie voor een herziening eens in de paar jaar. En dat brengt met zich mee dat de referentie in de meeste jaren is gebaseerd op verouderde gegevens.
Maar de laatste herziening van de forfaits stemt uit 2015. Normaal zouden de cijfers dus vorig jaar al herzien zijn, zodat boeren dit jaar weer met actuele gegevens kunnen werken. Een herziening zou de forfaits waarschijnlijk naar beneden bijstellen, omdat het fosfaatgehalte in de rantsoenen de laatste jaren steeds is gedaald.
Herziening geeft problemen
Een herziening op dit moment zou problemen geven, laat minister Schouten weten in een brief aan de Tweede Kamer. De verwachte verlaging van de forfaits zou betekenen dat boeren minder fosfaatrechten nodig hebben per koe. Het aantal koeien dat boeren kunnen houden neemt dan toe, en daarmee stijgt ook de werkelijke fosfaat- en stikstofproductie. Dat brengt het risico met zich mee dat de productieplafonds van die stoffen worden overschreden. De minister wil dat voorkomen, schrijft ze, en heeft er daarom voor gekozen om de forfaits voor dit jaar nog niet te herzien. Schouten heeft de Commissie Deskundigen Meststoffen (CDM) wel al gevraagd om een advies uit te brengen over de actualisering van de forfaits. Mede op basis van dat advies zal ze een besluit nemen over de aanpassing van de forfaits per 1 januari 2020.
De melkveesector wordt hiermee niet op achterstand gezet, schrijft de minister in antwoord op vragen van Jaco Geurts en Helma Lodders. De stikstofproductie in de sector is nu al hoger dan het sectorale plafond en de stikstofruimte wordt dus al meer dan volledig benut.
'45 procent meer pluimveerechten'
Ook de pluimveehouderij stoot in werkelijkheid iets minder fosfaat uit. De mineralenuitscheidingsfactoren voor fosfaat van vleeskuikens lag in 2015 volgens het CBS op 0,14 kg P2O5 en volgens de laatste CBS-cijfers uit 2017 was dit 0,13 kg P2O5 per vleeskuiken per jaar. De kans is groot dat dit cijfer voor 2018 nog een fractie lager ligt.
Maar daarnaast is en blijft het opvallend dat voor de pluimveerechten het ministerie nog met oude normen rekent. Één pluimveerecht recht staat namelijk voors 0,48 pluimvee-eenheden (PVE) met een rekennorm van 0,24 kilo P2O5. Dat is dus 0,11 kg fosfaat hoger dan de daadwerkelijke uitstoot in 2017. Dat geeft een kritische pluimveehouder bij de redactie van Pluimveeweb.nl aan.
„Door deze rekennorm wordt ons om de oren geslagen dat er een overschot zou zijn. Er wordt zelfs gesproken over een generieke korting op de PVE. Dit is grote kolder want in de pluimveehouderij is geen overschot. De norm waar men mee rekent bij vleeskuikens ligt 45 procent hoger dan de werkelijke productie. Zo kun je wel een mestprobleem creëren wat er dus niet is. Een individueel vleeskuikenbedrijf moet dus 45 procent meer pluimveerechten hebben om zijn fosfaatproductie te dekken", stelt de pluimveehouder.

Tekst: Wim van Gruisen
Zoon van een Zuid-Limburgse pluimveehouder met eigen slachterij, geschoold als econoom. Sinds 2011 in dienst van Agrio, waar hij artikelen schrijft voor de regio- en vakbladen en de Agrio-websites. Zijn focus lag aanvankelijk op landbouweconomie, tegenwoordig vooral op de Haagse en Brusselse politiek.

Tekst: Tom Schotman
Groeide op een vleeskuikenbedrijf in het Achterhoekse Vragender op. Schrijft sinds augustus 2013 voor Pluimveeweb.nl, vakblad Pluimveeweb, Pigbusiness.nl, vakblad Pig Business en de regionale agrarische vakbladen van Agrio.
Beeld: Ellen Meinen