'Hok uitloopkippen binnen kilometer van acute snot besmetting op'
Acute snot komt sinds 2009 regelmatig voor bij in Nederland gehouden pluimvee. Ook in 2018 zijn meerdere acute snot-uitbraken en dragerkoppels gerapporteerd (zie grafiek). In de aanpak van Coryza in commercieel pluimvee ligt de nadruk op het voorkomen van besmettingen. De GD en pluimveepraktijk Demetris DierGezondheid attenderen pluimveehouders erop wat ze kunnen doen om een besmetting te voorkomen en hoe ze om moeten gaan bij een besmetting. GD en Demetris werken samen in Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP). Dit is een onafhankelijk samenwerkingsverband tussen pluimveedierenartsen en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD).
„Een koppel dat acute snot heeft, scheidt de bacterie in grote aantallen uit. Na herstel blijft het koppel levenslang drager en kan uitscheiding van de kiem in lagere hoeveelheden plaatsvinden”, waarschuwen GD en Demetris.
Ziekmakend vermogen en overdracht
De verschijnselen van acute snot kunnen variëren en zijn afhankelijk van het ziekmakend vermogen van de stam. Zo zijn er stammen die op zichzelf al ziekmakend zijn en verantwoordelijk zijn voor ernstige ziekteproblemen. In deze acute gevallen zien we met name kippen die proesten en snotteren.
De uitval loopt op en de voeropname wordt soms wel 20 tot 40 gram per dier minder. De productie zakt hierdoor ook sterk. Na behandeling treedt over het algemeen goed herstel op, maar het koppel blijft drager. Dit betekent dat de dieren de bacterie onder stress blijven uitscheiden, wat potentieel ziekte kan veroorzaken. Denk bij stressfactoren bijvoorbeeld aan aanwezigheid van IB, Ms, ILT of factoren als een verstoord klimaat, darmproblemen, voerovergang, enzovoorts.
Overdracht
Acute snot is zeer besmettelijk. Op het moment dat de kippen ziek zijn, scheiden ze hoge aantallen bacteriën uit. Pluimveebedrijven in de omgeving lopen een groot risico besmet te raken; enerzijds vanuit besmette luchtdeeltjes, anderzijds doordat iedere bezoeker de ziekte mechanisch kan overdragen. Denk hierbij aan mest, snot en stof via schoenen, kleding, huid en haar.
Voor buiten lopend pluimvee in de directe omgeving van een besmet koppel is het besmettingsrisico groter dan voor binnen gehuisvest pluimvee in de directe omgeving. Op een besmet meerleeftijdenbedrijf gaat de besmetting van het oudere naar het jongere koppel. Zo blijft de besmetting aanwezig en daarmee ook het risico voor de omgeving.
Verminderen overdracht vanuit besmette luchtdeeltjes
„De overdracht door besmette luchtdeeltjes kan worden gereduceerd door ophokken van een ziek koppel (indien het koppel uitloop heeft) en tevens ophokken van eventuele uitloopkippen binnen één kilometer van een uitbraak. Na herstel van de ziektesymptomen kunnen deze maatregelen opgeheven worden”, adviseren GD en Demetris.
Het is daarnaast verstandig om niet-commercieel gehouden pluimvee en nieuwe opfokkoppels tweemaal te vaccineren tegen acute snot. De vaccinatie helpt de ziekte bij nieuwe kippen onder controle te houden en uitscheiding van de bacterie in de omgeving te reduceren, en daarmee bijdragen aan vermindering van overdracht vanuit besmette luchtdeeltjes.
Verminderen mechanische overdracht
Bij een klinische uitbraak:
- Informeer alle bezoekers en contacten over de besmetting. Dit laatste betekent dat alle vertegenwoordigers en chauffeurs van voerleveranciers, eierhandelaar, hennenleverancier en Rendac worden geïnformeerd over de besmetting zodat de afvoer van dode dieren, eieren en aanvoer van voer goed gepland kunnen worden.
- Laat pertinent geen bezoekers in de stal die niet nodig zijn voor de aanpak van de ziekte. Ieder contact met besmet bedrijf vormt een risico voor versleping van de bacterie naar andere pluimveebedrijven.
- Moet er toch iemand de stal in (dierenarts of bedrijfsmonteur), laat deze dan douchen en omkleden bij binnenkomst en weggaan.
Bij dragerschap:
Koppels blijven na herstel van de ziekte drager van de ziektekiem. Dragerkoppels scheiden de bacterie weer uit als deze ‘het niet goed doen’ door bijvoorbeeld andere ziektekiemen. Door een dergelijke stressfactor kan een dragerkoppel de bacterie weer gaan uitscheiden.
Bij koppels die het door andere ziektekiemen niet helemaal goed doen, is het verstandig om ook acute snot-dragerschap uit te sluiten. Is er sprake van dragerschap, neem dan de drie bovengenoemde maatregelen ook in acht.
Hygiënemaatregelen heel effectief
De Coryza-bacterie overleeft hooguit enkele dagen buiten het dier. Hygiënemaatregelen zijn daarom heel effectief in het voorkomen en beperken van de infectie. Een eenmaal geïnfecteerd koppel blijft besmet. Dieren kunnen symptoomloos drager zijn en bij stress de bacterie weer gaan uitscheiden. Op bedrijven met een klinische uitbraak en op bedrijven waar Coryza-dragers niet zijn uit te sluiten, is het dringende advies alleen bezoekers toe te laten wanneer dit noodzakelijk is en om bij de bezoeker te laten douchen bij binnenkomst en verlaten van het bedrijf.
Veterinaire Monitoring Pluimvee
Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP) is een onafhankelijk samenwerkingsverband tussen pluimveedierenartsen en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). VMP wil kennis en ervaringen uitwisselen, met als belangrijkste doel het verbeteren van de gezondheidsstatus van de Nederlandse pluimveestapel. De gegevens uit VMP geven een goed beeld van de trends en ontwikkelingen in het veld. Problemen worden in een vroegtijdig stadium gesignaleerd, zodat het mogelijk is om snel maatregelen te nemen of nader onderzoek uit te voeren om schade te beperken. Daarnaast doen de VMP-leden mee aan praktijkprojecten waarmee specifieke onderzoeksvragen beantwoord kunnen worden.
Tekst: Tom Schotman
Groeide op een vleeskuikenbedrijf in het Achterhoekse Vragender op. Schrijft sinds augustus 2013 voor Pluimveeweb.nl, vakblad Pluimveeweb, Pigbusiness.nl, vakblad Pig Business en de regionale agrarische vakbladen van Agrio.
Tekst: GD, Demetris DierGezondheid
Beeld: Ellen Meinen, GD
Bron: VMP