Warmtewisselaars taboe voor Brabantse vleeskuikenhouders
Drie emmers ammoniak (NH3) te veel per stal per jaar. Daarvoor moeten Brabantse vleeskuikenhouders voortaan extra investeren om aan de maximale ammoniakemissie te kunnen voldoen. De maximale NH3-emissie in de provincie is namelijk aangepast van 24 gram aar 20 gram ammoniak (NH3) per dierplaats per jaar. Volgens de landelijke RAV-lijst zorgen warmtewisselaars voor een uitstoot van 21 gram NH3 per dierplaats per jaar. De werking van warmtewisselaars is erop gebaseerd dat voorverwarmde verse lucht de mest - beter - droogt, hetgeen de ammoniakemissie verlaagt.
Meteen kiezen
Om aan de nieuwe eisen te voldoen, kunnen vleeskuikenbedrijven in Noord- Brabant op basis van regels dus niet meer kiezen voor een warmtewisselaar. Bedrijven die de komende tijd nieuw- of verbouwbouwplannen hebben, moeten meteen kiezen voor een ander emissiearm systeem. Bedrijven met een bestaande milieuvergunning krijgen vooralsnog vijftien jaar de tijd om een aanpassing te doen. Op de RAV-lijst staat een aantal alternatieven die onder deze NH3-emissie norm zitten, maar ze zijn qua bouw verouderd, ingehaald door nieuwere technieken of bouwtechnisch te duur.
Feitelijk kunnen vleeskuikenhouders dus kiezen tussen een buizenverwarmingssysteem en een luchtwasser als het om emissiearm systeem gaat. Hoewel het enigszins afhankelijk is van de bedrijfssituatie en de configuratie is een luchtwasser ongeveer drie tot viermaal zo duur als een warmtewisselaar. Een luchtwasser verwerkt alleen de stallucht, draagt niet bij aan het stalklimaat en daarbij het welzijn van de dieren. Een luchtwasser is ook niet duurzaam, dit in tegenstelling tot een buizenverwarmingssysteem en een warmtewisselaar.
Fijnstof reductie
Adviseur Ton Crasborn, van Aelmans Adviesgroep zegt hierover: „Eigenlijk zijn gezien de techniek de buizenverwarmingssystemen best wel een goed systeem. De productie ligt volgens de RAV-lijst op 12 gram per dierplaats. Daarmee zijn ze geschikt om te zorgen dat zich geen ammoniak vormt. Ze reduceren echter geen fijnstof. En die technieken zal men ook gaan verlangen. Je zou dit systeem kunnen combineren met ionisatietechnologieën om fijnstof te reduceren.”
Over het alternatief luchtwasser zegt Crasborn: „Een chemische luchtwasser haalt zowel de NH3 eruit als het fijnstof. De chemie kost het nodige. Bovendien draait zo’n investering maar twee weken rendabel omdat de techniek alleen in het einde van de mestperiode nodig is. Hetzelfde geldt voor een biologische luchtwasser. Die zal eenvoudig niet functioneren omdat deze volcontinu NH3 nodig heeft om de bacteriecultuur in goede conditie te houden. Aan het einde van de mestperiode zul je vanwege de hoge concentraties waarschijnlijk de bacteriecultuur vernietigen.”
Crasborn kan op dit moment nog geen inschatting maken hoeveel bedrijven de komende jaren tegen de nieuwe regelgeving oplopen. Gezien de foutkansen en meetfouten die tot het emissiegetal van de warmtewisselaar (21 gram per dierplaats) geleid hebben, zet hij vraagtekens bij het besluit van de provincie: „Waar praten we over”, vraagt hij zich af.