Fotoserie: Voetzoollaesies
De essentie van gave voetzolen zit hem in strooiselkwaliteit en dan met name gedurende de eerste drie levensweken. Een droge strooisellaag ontstaat enerzijds doordat er niet te veel vocht in het strooisel komt en anderzijds doordat het vocht voldoende uit het strooisel geventileerd wordt. Bij een plan van aanpak zal op beide onderdelen de nadruk gelegd moeten worden.
Vocht in het strooisel
De belangrijkste oorzaken voor meer vocht in het strooisel zijn lekkage, water morsen, condensvorming en vochtigere mest. Om lekkage te voorkomen is het zaak tijdig nippels, drukregelaars en waterleidingen te vervangen. Zorg er ook steeds voor dat de waterleiding niet doorhangt. Tijdens de controleronde is het van belang om lekkages tijdig op te merken en adequaat te verhelpen.
Het morsen van water kan voorkomen worden door de juiste hoogte van de drinkleiding na te streven. Jonge kuikens moeten het water gemakkelijk kunnen vinden (zijdelings drinken) en vanaf een aantal dagen leeftijd moeten ze rekken om het water te drinken en vermorsen te voorkomen. De waterdruk moet niet te hoog zijn (i.v.m. de strooiselkwaliteit) en niet te laag (i.v.m. het technisch resultaat). Ook aan het einde van de drinklijn moeten de kuikens (ook direct na een donkerperiode) beschikking hebben over drinkwater. Geeft het problemen om een voldoende gelijke verdeling van de waterdruk te krijgen, dan kan het van nut zijn om de watertoevoer in het midden van de stal te maken.
Bij vochtige mest kan een gericht bedrijfsbezoek in combinatie met sectie duidelijkheid scheppen of er sprake is van darmgezondheidsklachten die leiden tot de vochtige mest. Onder andere coccidiose kan een belangrijke rol spelen bij te vochtige mest. Door het stellen van een juiste diagnose kan er adequaat bijgestuurd worden. Een goede aanpak met preventieve middelen beperkt het effect van coccidiose op de strooiselkwaliteit.
Vocht uit het strooisel
De strooisellaag heeft een bufferende werking voor het vocht in de stal. Daarom is het belangrijk dat het vocht dat opgenomen wordt door het strooisel ook weer afgegeven wordt door het strooisel. Het soort strooisel (uitgangsmateriaal) bepaalt onder andere de bufferende werking van het strooisel. Fijner strooisel heeft een betere bufferende werking dan grof strooisel (bijvoorbeeld gehakseld stro t.o.v. stro). Bovendien heeft turf nog een toegevoegde waarde. Turf bevat humuszuur en gaat een chemische reactie aan met ammoniak in het strooisel, waardoor het onschadelijk wordt.
Omdat de strooisellaag als buffer werkt, moet er steeds vocht uit het strooisel geventileerd worden. Als de binnenkomende lucht een lage luchtvochtigheid heeft, kan deze vocht opnemen. Bij een hoge luchtvochtigheid kan de binnenkomende lucht alsnog vocht opnemen door de lucht te verwarmen. Lucht kan warmer worden door actief verwarmen (bij jonge kuikens of koude buitenlucht) of door de warmte die de kuikens afgeven. Als vuistregel kun je ervan uitgaan dat lucht twee keer zoveel water kan bevatten als de temperatuur met 11C stijgt. Het type verwarming in de stal heeft ook effect op de relatieve luchtvochtigheid en daarmee de strooiselkwaliteit.
Een goede luchtstroming is belangrijk. De binnenkomende lucht moet opgewarmd zijn, voordat deze de strooisellaag bereikt. In de meest gangbare vleeskuikenstallen komt het erop neer dat de binnenkomende lucht tot circa tweederde van de plafondlengte tot aan de nok aan het plafond blijft hangen om vervolgens te vermengen met de stallucht en te dalen naar de kuikens en het strooisel. Daalt de binnenkomende lucht te snel, dan resulteert dit in dichtgeslagen of nat strooisel.
Dit artikel is een vervolg op het artikel:Afkeur: gelukkig hebben we de fotos nog.
Maarten van den Berg
Pluimveedierenarts Poultry Vets