Hoe stimuleer je voeropname bij jonge kuikens?
Kippen eten en drinken graag als hun soortgenoten ook aanwezig zijn bij de voerbakken of bij een drinknippel. Dat is waarschijnlijk de reden waarom kippen beter in groepen presteren dan individueel.
Inrichting tijdens de opvang
Of het nu gaat om een hele stal of om een beperkt deel van de stal als opvangruimte; dit zijn de eisen:
- Een minimum temperatuur van de vloer van 28 graden Celsius.
- Een staltemperatuur van 32-34 graden Celsius met een relatieve luchtvochtigheid van 45-65 procent.
- Een lichtintensiteit van minimaal 20 Lux op kuikenniveau.
Eendagskuikens zijn de eerste vijf dagen koudbloedig omdat hun lichaamstemperatuur helemaal afhankelijk is van de omstandigheden van de stal. De temperatuur van het kuiken moet op 40,4-40,6 graden Celsius worden gehouden. Deze temperatuur dient voorzichtig gemeten te worden in de cloaca van het kuiken.
Een goede luchtkwaliteit is cruciaal. Er moet een minimum zuurstofgehalte worden bereikt van 19,6 procent (max. 3.000 ppm voor CO?, max. 10 ppm CO, max. 10 ppm NH3 en fijnstof <3,4mg/m3). De minimum ventilatie is erop gericht om de kwaliteit van de lucht op voorgenoemde normen te houden.
Een hoog CO?-niveau maakt de kuikens minder actief en vermindert de voer- en waterinname; dat leidt tot een verhoogd uitdrogingsrisico, minder gewichtstoename en meer risico op falen van de rechterhartkamer van de longslagader als de kuikens ouder zijn (Ascites).
Beschikbaarheid van voer en water
Minstens 50 procent van het vloeroppervlak moet bedekt zijn met kuikenpapier met 70 gram voer per kuiken (voertapijt).
Jonge kuikens moeten vrij toegang hebben tot vers en schoon water. Zij drinken meer water ten opzichte van hun lichaamsgewicht dan oudere kuikens. Zonder water ontstaan uit droog voer klonters in de krop. Deze kunnen op de halsslagader van het kuiken gaan drukken waardoor sterfte kan optreden.
Waterdruk van de drinknippels
Een hogere waterdruk betekent niet dat er ook meer water wordt gedronken. De bek van het kuiken kan bij het drinken maar een bepaalde hoeveelheid water bevatten. En als er meer dan deze hoeveelheid water wordt aangeboden, leidt dit alleen maar tot morsen van water en nat strooisel. Dat vergroot de kans op voetzoollaesies en het leidt ertoe dat er uit de mest in het strooisel ammoniak vrijkomt; kortom ongezonde omstandigheden in de pluimveestal.
Een te lage waterdruk kan de waterinname met wel 20 procent verlagen. Een lage waterdruk leidt er niet toe dat de kuikens meer tijd doorbrengen bij de drinknippels. Onafhankelijk van de hoeveelheid water die wordt aangeboden, besteden de kuikens namelijk evenveel tijd aan drinken. Minder drinken leidt tot minder voerinname en als gevolg daarvan tot minder gewichtstoename en een verslechtering van de technische resultaten.
Voor het bepalen van de juiste waterdruk, werkt het goed om naar de toestand van het strooisel onder de drinknippel-lijn te kijken. Nat strooisel onder de nippels wijst erop dat de druk te hoog is en dat de drinknippels meer water verstrekken dan de kuikens kunnen drinken. Strooisel dat helemaal droog is, kan erop wijzen dat de kuikens te weinig water kunnen drinken; meestal komt dat door een te lage waterdruk.
Hoogte van de drinknippel
De Choanale opening (een spleet in het gehemelte van het bovenste snaveldeel) laat lucht door naar de nasale doorgangen en voorkomt dat er in de bek een vacu ontstaat; op deze manier gebruiken de kuikens alleen zwaartekracht om water in de krop te krijgen. Bij het afstellen van de waterlijn moet het ondereind van de drinknippel iets hoger komen dan oogniveau. Als het koppel ouder wordt, zorgt een denkbeeldige hoek van 45 graden tussen de drinknippel en de rug van het kuiken voor een optimale waterinname. Dagelijks management van de drinknippel-lijn helpt om de wateropname optimaal te houden.
Slecht watermanagement kan leiden tot sterfte, vermindering van de uniformiteit en een slechte prestatie. Door het gesloten watersysteem kan de pluimveehouder niet zien wat de kwaliteit van het water is. Om de waterkwaliteit te controleren, kan de binnenkant van de drinknippel lijn bemonsterd worden voor bacteriologisch onderzoek. Het is aan te raden om jaarlijks twee watermonsters te nemen (n in de winter en n in de zomer).
Voorkom dat het drinkwater de staltemperatuur krijgt; als de leidingen regelmatig worden doorgespoeld, behoudt het water de juiste temperatuur.
Zorg er tijdens de startfase voor dat de drinknippel-lijn 20 ml per minuut aan water geeft gedurende de eerste zeven dagen. De watertemperatuur moet dan tussen onder de 25 graden Celsius liggen; dit wordt bereikt door regelmatig de leidingen door te spoelen.
Controleer de kuikens
Voor een uniforme eetlustontwikkeling moeten alle omgevingsfactoren gelijkmatig en evenwichtig verstrekt worden. We hebben het dan over licht, voer, voedingstoffen, water, temperatuur, luchtvochtigheid, kwaliteit van de lucht, leefruimte en vaccinatie.
Een kuiken mag het niet ontbreken aan een evenwichtige voer- en waterinname, of aan de juiste temperatuur en luchtkwaliteit.
Check twee uur na het opzetten van een koppel de verdeling van de kuikens, hoe actief ze zijn en het gedrag, en verhelp elk mogelijk probleem dat tot variatie kan leiden.
Tabel 1: De mate waarin de krop gevuld is na het opzetten; op basis van een steekproef van honderd kuikens per stal.
12 uur na opzetten | 60% van de krop gevuld met voer en water
24 uur na opzetten | >95% van de krop gevuld met voer en water
Gerelateerd artikel:Stimuleren voeropname cruciaal bij jonge vleeskuikens
Tekst: Hosam Amro