Lichtintensiteit en daglengte aanpassen
De meeste stallen worden beschouwd als donkerstallen. Dat wil zeggen dat er geen lichtinvloeden van buiten zijn. Er zijn echter maar weinig (opfok-) stallen waarvoor dit echt opgaat. Meestal komt er licht binnen via ventilatoren, uitloopopeningen en daglichtopeningen. Er zijn maatregelen te nemen om deze invloeden te beperken, zoals het goed verduisteren van de openingen of het aanbrengen van filters voor ventilatoren.
Meten is weten
De lichtintensiteit is moeilijk met het oog vast te stellen en wordt daarom bepaald met een luxmeter. De intensiteit wordt uitgedrukt in lux. Kijk goed waar de lichtintensiteit gemeten wordt: dus niet alleen recht onder de lampen, maar ook tussen de lampen.
Probeer de jonge hennen bij ontvangst in de legstal meer lux te geven dan in de opfokstal. Geef ze niet gelijk het maximale aantal lux, maar houd nog wat ruimte om later de lichtintensiteit te kunnen verhogen.
Belangrijk is dat een koppel leghennen geen terugslag krijgt d.m.v. een lichtschok. Dit kan namelijk een negatieve invloed hebben op legpercentages en voeropname. Het is daarom raadzaam om de lichtintensiteit en daglengte in de legstal aan te passen aan de opfok. Dit kan door het aantal lux te meten in de opfokstal. Belangrijk hierbij is dat ieder opfokkoppel en legras haar eigen lichtbehoefte heeft. Bespreking van het lichtschema en de aanpak in de opstart met uw opfokorganisatie en specialist is daarom van wezenlijk belang.
Neem voor meer informatie contact op met Gert-Jan van Leeuwen, telefoon 06-55144460, e-mail g.vanleeuwen@agruniekrijnvallei.nl.
Tekst: Gert-Jan van Leeuwen, AgruniekRijnvallei
Beeld: AgruniekRijnvallei