Pluimveebedrijven vormen geen gevaar volksgezondheid
Met andere woorden: Fijnstof, ammoniak en endotoxinen die afkomstig zijn van pluimveehouderijen en varkenshouderijen hebben geen negatief effect op de volksgezondheid. De nationale ophef en verontwaardiging, die bijna ontaardde in een heksenjacht tegen de intensieve veehouderij, is dus een storm in een glas water gebleken. De criticasters die zich uitsproken tegen de scherpe conclusies dat onder meer de pluimveehouderij een groot gevaar voor de volksgezondheid was - veelal door media, politici dierenwelzijns- en milieuorganisaties geuit - worden met dit laatste rapport in het gelijk gesteld.
Ook de voorbarige voorzorgsmaatregelen en aanbevelingen van de overheid en de Gezondheidsraad kunnen nu naar de prullenbak verwezen worden en wellicht moet nu ook de strengere regels over fijnstofuitstoot met dit voortschrijdend inzicht heroverwogen worden.
Veel fijnstof, geen verband
Hoewel er geen causaal verband gevonden is, zijn de onderzoekers wel verrast dat er rond legpluimveebedrijven relatief veel fijnstof voorkomt, maar dat er nog wel klein verband wordt gezien bij vleeskuikenbedrijven. Naast eerdere hypotheses van de IVG (Intensieve Veehouderij en Gezondheid) en VGO, dat fijnstof en endotoxinen een rol zouden spelen in het voorkomen van meer longontsteking rondom pluimveehouderijen, kan een andere (onbekende) factor hebben meegespeeld die in recente jaren afgenomen is.
Het is volgens de onderzoekers belangrijk om te vermelden dat voor dit resultaat alleen de afstand van patiten met longontsteking tot pluimveebedrijven is geanalyseerd en andere factoren zoals fijnstof en endotoxinen niet zijn onderzocht. Monitoring van het voorkomen van longontsteking rondom pluimveehouderijen blijft de komende jaren gewenst.
De onderzoekers schrijven verder: Hoewel de risicoverhoging over de periode 2007-2014 voor elk jaar statistisch significant was, was de omvang van de verhoging ook relatief beperkt, en verschillend tussen de jaren. Gezien de variatie tussen de observaties over eerdere jaren is het belangrijk om na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van een trendbreuk na 2014 door op korte termijn de jaren 2017 en 2018 in de analyse te betrekken
Geitenhouderij
Uit een vergelijking met controlegebieden in delen van het platteland in Nederland met minder veehouderij bleek volgens de onderzoekers wel dat in het studiegebied in Noord-Brabant en Limburg 50 tot 60 procent vaker longontsteking wordt gediagnosticeerd. Maar in vergelijking met de associaties tussen longontsteking en andere diersoorten was het effect van geitenhouderijen relatief sterk. Dit herhaalde resultaat maakt de associatie tussen longontsteking en de nabijheid vangeitenhouderijen stelselmatig en vraagt daarom om nader onderzoek dat dieper ingaat op de mogelijk verband. Meer zicht op de causaliteit is van belang voor de volksgezondheid in het gebied. Het gaat om circa 130 vermijdbare gevallen van longontsteking per 100.000 omwonenden per jaar.