Bijna helft agrarische huishoudens onder inkomensgrens
Sinds 2001 moet jaarlijks minimaal 20% van de huishoudens in de land- en tuinbouw rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens, voor 2016 overeenkomend met ongeveer 23.870 euro.
Grote verschillen met inkomens buiten landbouw
Opvallend is dat dit hoog percentage in de land- en tuinbouw werd bereikt in het jaar waarin het gemiddelde inkomen per huishouden het hoogste niveau van deze eeuw is. In 2002 en 2009 lag het percentage onder de lage inkomensgrens ook boven de 40% maar dat ging gepaard met gemiddelde lage inkomens.Dit duidt erop dat de inkomensverschillen rond het gemiddelde groot zijn.
Verschillen sectoren
Er zijn grote verschillen in het aandeel huishoudens onder de lage inkomensgrens zowel tussen bedrijfstypen als bedrijfsgrootte. De leghennenbedrijven hebben te maken met grote schommelingen in het aandeel van de groep met lage inkomens tussen de jaren. In 2013 en 2014 was het aandeel hoger dan gemiddeld. Het fiproniljaar 2017 is nog niet in deze berekening meegenomen.
Voor vleeskuikenbedrijven was 2012 het slechtste jaar met het grootste percentage huishoudens onder lage-inkomensgrens. De varkensbedrijven waren in 2014 en 2015 sterk vertegenwoordigd in de groep met lage inkomens, maar een forse inkomensverbetering in 2016 deed het aandeel met lage inkomens dalen tot onder de 20%.
De qua aantal bedrijven grootste sector, de melkveehouderij, zag het inkomen per huishouden in 2016 flink dalen door een gemiddeld lage melkprijs. Hierdoor steeg het aandeel huishoudens onder de lage inkomensgrens tot boven de 50%. In 2017 is daar door een sterk herstel van melkprijzen en inkomens wel weer wat lucht ontstaan.
Bekijk hier het volledige artikel.