'VGO-onderzoek bevat vooral vermoedens'
De voorzitter oordeelt dat wederom, net als in het eerste VGO-onderzoek, door de onderzoekers wordt geconcludeerd dat veel onbekend is. Maar het onderzoek is ook niet opgezet om een direct causaal verband aan te tonen tussen pluimveehouderij en mogelijke effecten op volksgezondheid. Het rapport bevat vooral veel vermoedens en conclusies roepen veel vraagtekens op.
De pluimveesector neemt volgens De Haan de gezondheid van omwonenden, werknemers, eigen gezinnen en dieren heel serieus. Als werkelijk sprake is van duidelijke extra risicos dan zal de pluimveesector haar verantwoordelijkheid nemen om deze risicos te beperken.
Ze wijst erop dat emissiereductie niet voor niets een van de doelstellingen uit de toekomstvisie Koers voor een vitale pluimveehouderij in 2025 is, waarvoor inmiddels projecten zijn gestart.
Geen onomstotelijke bewijs
De Haan: Wij vinden echter dat er nog steeds geen onomstotelijk bewijs is dat de pluimveehouderij verantwoordelijk is voor de kans op 0,119 extra gevallen van longontsteking op 100 inwoners. De conclusies en uitspraken in het rapport zijn redelijk generiek en gaan over een beperkt gebied. Er zou ook in andere gebieden onderzocht moeten worden, alvorens dergelijke algemene conclusies te kunnen trekken.
Het onderzoeksgebied betrof een deel van Noord-Limburg en Oost-Brabant en in deze regio werden de huisartsgegevens van 110.000 patiten vergeleken. 25.000 mensen in het gebied werden aangeschreven om te participeren, waarvan 15.000 daadwerkelijk een vragenlijst invulden en 2.500 mensen deden mee aan een medisch onderzoek.
Longontsteking
Het VGO-2 onderzoek constateert een verhoogde kans op longontsteking in de omgeving van een pluimveehouderij en concludeert dat men niet weet hoe die longontstekingen ontstaan. Het vermoeden is dat fijnstof en endotoxinen (bacterieresten) mogelijk een rol spelen.
De NVP-voorzitter ziet overigens wel een opvallende positieve verandering: In VGO 1 was die kans op longontsteking nog 10 procent. Gerekend over de periode 2009-2013 komen de onderzoekers in VGO-2 op een gemiddelde van 7,2 procent met een sterk dalende risicoverhoging in de laatste twee jaren. De mogelijke positieve effecten van pluimveehouderij op allergie en astma zijn bevestigd. Gek dat je daar vrijwel niemand over hoort.
Karaktermoord
De VGO-onderzoeken worden naar de mening van De Haan gebruikt in een poging tot karaktermoord op de pluimveehouderij. Veel is onduidelijk en er zijn nog veel vraagtekens te plaatsen; dat geven de onderzoekers duidelijk aan. Helaas gebruiken Van Dam en Dijksma dit onderzoek met een grote stelligheid, terwijl beleid gemaakt hoort te worden op basis van feiten en niet op onduidelijke verbanden en vermoedens.
Uit recente jurisprudentie over het VGO-1 rapport blijkt dat rechtbanken in Limburg en Brabant, alsook de Raad van State van Limburg herhaaldelijk hebben gesteld dat de aangehaalde conclusies van het RIVM-rapport geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten bevatten over risicos voor de volksgezondheid die aannemelijk maken dat vergunningverlening geweigerd, of dat daaraan nadere voorschriften verbonden hadden moeten worden.
Ik kan mij dan ook niet voorstellen dat de Tweede Kamer op basis van het VGO-2 rapport nieuwe wetgeving wil maken, zoals Van Dam met zijn Interimwet Veedichte gebieden voor ogen heeft.
Geen veehouders onderzocht
De Haan vindt het ook opvallend dat er geen veehouders zijn onderzocht. Volgens de RIVM-onderzoeksleider Kitty Maassen is het VGO-onderzoek echter ooit gestart omdat er sprake was van meer longaandoeningen bij veehouders, maar De Haan veegt dat van de tafel:
Uit ARBO-gegevens blijkt dat in de landbouw 0,1 procent wordt verzuimd als gevolg van klachten aan de luchtwegen. De veehouderij scoort binnen die groep zelfs beter dan de andere sectoren. Als het zo slecht was, zou geen veehouder zijn pensioen halen.
Meer onderzoek
De NVP-voorzitter wil het rapport niet zondermeer in de bureaulade leggen, maar een goede peer review is wenselijk, alsook onderzoek in andere regios. De onderzoekers geven aan dat hoge achtergrondconcentraties aan fijnstof van buiten de landbouw een rol spelen en het beeld vertroebelen en bevelen allerlei aanvullend onderzoek aan.
Nieuwe uitgangspunten, met beperktere achtergrondeffecten geven een meer feitelijk beeld, dan verder inzoomen op aspecten van VGO-1.
Eigen verantwoordelijkheid sector
De sector heeft volgens De Haan behoefte aan specifieke meetgegevens van verschillende stalsystemen. In gezamenlijkheid werkt de sector aan meer feitelijke data en emissie reducerende technieken, met als doel een zo optimaal mogelijk stalklimaat waar pluimveehouders, hun personeel, de dieren en omwonenden van profiteren.
Emissiereductie is een sectordoelstelling, maar wel op basis van feiten en een eerlijke dialoog, zegt De Haan.