Toename aantal leghennen oorzaak te hoge fosfaatproductie

Voor het eerst in drie jaar daalt dit jaar de totale omvang van de pluimveestapel. Niet alle pluimveecategorie laten echter een daling zien. Het aantal leghennen in opfok, vleeskuikens, eenden en kalkoenen daalde maar categorie met een hogere fosfaatproductie per dier zoals leghennen ouder dan 18 weken en ouderdieren van vleeskuikens namen juist in aantal toe.
Daardoor daalde fosfaatproductie (0,5 procent met 0,1 miljoen kilo naar 28,2 miljoen kilo) minder sterk dan het aantal dieren (2,1 procent, naar 106 miljoen stuks). Hierdoor komt de fosfaatproductie in de pluimveesector niet onder het vastgesteld plafond. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Papieren probleem
De omschakeling van scharrel- naar biologische leghennen is ook n van de redenen waardoor de fosfaatproductie in de pluimveesector niet onder het vastgesteld plafond komt. Dat zegt LTO/NOP voorzitter Eric Hubers. Biologische leghennen produceren meer fosfaat dan scharrelhennen, licht Hubers toe.
Aangezien vrijwel alle Nederlandse pluimveemest wordt verwerkt en/of geporteerd, spreekt Hubers van een papieren probleem. (Verwerkte) Nederlandse pluimveemest is een waardevol product in het buitenland wardoor er technisch gezien geen probleem is, licht Hubers toe.
Een andere oorzaak kan zijn dat het fosfaatgehalte in veevoer toeneemt, vult Hugo Bens, vakgroepvoorzitter pluimveehouderij bij de ZLTO en bestuurslid van de vakgroep LTO/NOP aan. We weten dat fosfaat bij pluimveevoeders moeilijk te reduceren is vanwege diergezondheid, legt Bens uit.Hij vindt dit wel opmerkelijk omdat het fosfaatgehalte in vleeskuikenvoer, tot 2015, al jaren op een rij langzaam afnam. Het fosfaatgehalte in leghennenvoer is al jaren stabiel.
Aantal leggende dieren gestegen
Het CBS geeft dus als verklaring dat het aantal leghennen en vleeskuikenouderdieren is gestegen ten opzichte van het aantal vlees producerende dieren. Leggende dieren hebben een lage fosfaatefficitie (circa 17 procent) ten opzichte van vleesproducerende dieren, die in het algemeen een veel hogere fosfaatefficitie hebben (circa 54 procent). De verschuiving naar meer leggende dieren is n van de redenen dat de totale fosfaatproductie toeneemt, legt Marinus van Krimpen, onderzoeker diervoeding van Wageningen Livestock Research uit.
Trager groeiende vleeskuikens hebben in het algemeen een lagere fosfaatproductie dan gangbare vleeskuikens, zodat het niet waarschijnlijk lijkt dat de omschakeling naar traag groeiende rassen verantwoordelijk is voor de hogere fosfaatproductie.
Vleeskuikens die 49 dagen gehouden worden bleken een fosfaatuitstoot van 85 procent ten opzichte van reguliere kip te hebben, terwijl beter leven kip zoals Volwaard zelfs op 66 procent zit. Dit heeft onder andere met de lagere bezetting te maken, legt Van Krimpen uit.