Fotoserie: Acute snot sinds 2009 een probleem in Nederland
Coryza wordt ook wel acute snot genoemd. De ziekte wordt gekarakteriseerd door ontsteking van de voorste luchtwegen (neus- en neusbijholten), die zichtbaar wordt als dikke koppen, zwelling van de neusbijholte, de huid onder het oog en de lellen, er wordt snot gezien rondom de neusopeningen, de dieren kunnen snotteren en proesten en kunnen moeite hebben met ademhalen.
Er is meestal sprake van een daling in voer- en wateropname, productiedalingen kunnen aanzienlijk zijn en uitval kan toenemen. De verschijnselen houden meestal 2 3 weken aan in een koppel, maar omdat in een eenmaal besmet koppel levenslang dragers aanwezig zullen zijn, kan de ziekte terugkomen als de gezondheid van de dieren om een andere reden aangetast wordt.
Oorzaak
Coryza wordt veroorzaakt door de bacterie Avibacterium paragallinarum en is zeer besmettelijk. Vooral hoenderachtigen zijn gevoelig voor deze bacterie. De verspreiding van Avibacterium paragallinarum vindt plaats via neusslijm, direct contact en via de lucht. Indien beschermd door organisch materiaal kan de bacterie ook via indirect contact (o.a. gereedschap, handen of kleding, voer- eierwagens) verspreid worden naar andere koppels.
De bacterie wordt niet van moederdieren op nakomelingen overgedragen (verticale transmissie). Tevens kan in pluimveedichte gebieden verspreiding naar omliggende bedrijven optreden. Buiten de kip overleeft de bacterie relatief kort (maximaal twee dagen) en is gevoelig voor omgevingsfactoren (zonlicht, uitdroging, desinfectantia). Echter koppels die hersteld zijn van de ziekte blijven levenslang drager van de bacterie en vormen een risico voor andere koppels.
Het ziektebeeld van coryza kan sterk varien. Op basis van de verschijnselen en sectie kan een waarschijnlijkheidsdiagnose worden gesteld, deze dient echter bevestigd te worden met aanvullend onderzoek.
Diagnose stellen
Het is mogelijk de veroorzaker van Coryza, Avibacterium paragallinarum, te kweken (bacteriologisch onderzoek). Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat de bacterie slechts zeer kort kan overleven buiten de kip. Voor een kweek is het daarom nodig om levende dieren in te sturen naar de sectiezaal.
Het is ook mogelijk de bacterie aan te tonen met PCR onderzoek. Hiervoor kan een swab worden genomen uit de choanaspleet of neus(bij)holte. De PCR methode is gevoeliger en kan ook bacteri die niet meer levensvatbaar zijn aantonen. Met de PCR test kunnen ook dragers worden opgespoord. Dit zijn dieren die geen ziekteverschijnselen (meer) vertonen, maar de bacterie bij zich dragen en uit kunnen scheiden.
Dergelijke dieren vormen een besmettingsbron voor dieren waar zij mee in contact komen. Door de lage aantallen en onregelmatige uitscheiding van de bacterie is het van belang een groot aantal dieren te bemonsteren bij de zoektocht naar eventueel dragers in een koppel. GD adviseert ongeveer 24-60 dieren te bemonsteren.
Hygiemaatregelen
Neem bij een uitbraak hygiemaatregelen om verspreiding naar andere bedrijven te voorkomen (zie hiervoor GD flyers Coryza bij legkoppels en Coryza bij reproductie koppels). Vermijd ook contact tussen commercieel pluimvee en niet-commercieel gevogelte. U kunt vaccineren als er een risico is op een (her)besmetting of bij een besmet meerleeftijden bedrijf. Vaccinatie zorgt voor een reductie van de klinische verschijnselen en vermindering van de uitscheiding van de bacterie.
Sinds 2009
Tot 2009 kwam Coryza nauwelijks in Nederland voor. Sinds 2009 is hier verandering in gekomen. Sinds 2009 wordt jaarlijks Coryza vastgesteld bij commercieel pluimvee en niet commercieel gevogelte (Figuur 1). Tot november 2016 zijn er opnieuw 6 uitbraken geweest in commercieel pluimvee (inclusief een opfokbedrijf voor commercieel gevogelte) en is de ziekte sindsdien ook 8 maal aangetoond in niet commercieel gevogelte (Figuur 1).
Of commercieel pluimvee en niet commercieel gevogelte een risico voor elkaar zijn wordt nog verder onderzocht. GD probeert middels genetisch stamonderzoek meer inzicht hierin te krijgen. Verder onderzoekt GD middels genetisch stamonderzoek welke stammen voorkomen in de periode 2009-2016 en of er sprake is van de introductie van mogelijk nieuwe stammen.
Tekst: Anneke Feberwee
Beeld: Gezondheidsdienst voor Dieren