Jagersvereniging ziet daling in aantal overzomerende ganzen
De jagersvereniging publiceert op 15 maart de landelijke cijfers van de telling van de overzomerende ganzen, uitgevoerd in juli 2015. Ieder jaar tellen jagers en andere vrijwilligers de aantallen ganzen in Nederland. Dat doen zij op een vaste datum en volgens een vast telprotocol.
De cijfers worden verzameld bij de provinciale Faunabeheereenheden. De Jagersvereniging interpreteert de landelijke cijfers. Deze cijfers over 2015 laten zien dat de aantallen ganzen voor het eerst sinds de hervestiging en introductie van de grauwe gans, circa 40 jaar geleden, zijn gedaald.
Het aantal getelde ganzen kwam in 2015 uit op 598.000. Dit is een afname van 1% ten opzichte van 2014 toen er 609.000 ganzen geteld werden. In de afgelopen jaren groeide het aantal ganzen jaarlijks met 20 tot 37%.
Lichte afname
Uit de tellingen kan worden vastgesteld dat de jarenlange groei van de landelijke populatie nu voor het eerst is omgezet naar een lichte afname. Als dit zich voort blijft zetten, is het scenario dat CLM schetste - zonder ingrijpen een toename in 2018 tot 1,35 miljoen overzomerende ganzen - vrijwel uit beeld. De afname geldt voor alle soorten, behalve voor de nijlgans. Die nam in aantal toe.
Provincies hebben in 2015 gebruik gemaakt van een breed palet aan maatregelen om de groei van het aantal overzomerende ganzen om te buigen. Bejaging van ganzen door vrijwillige jagers maakt daar onderdeel van uit. Andere maatregelen zijn: vernietigen van eieren en vergassing van ruiende ganzen. Deze laatste twee maatregelen worden op initiatief van natuurorganisaties of de provincies ingezet.
Op dit moment valt de bejaging van ganzen onder de bevoegdheid van provincies. Dit levert een lappendeken aan wet- en regelgeving op. Daarnaast bezorgt het provincie en jager een grote hoeveelheid aan extra administratieve taken. De Jagersvereniging pleit ervoor om de grauwe gans op de wildlijst te plaatsen. Door deze soort op de wildlijst te plaatsen, laat de overheid zien dat de populatie ganzen zodanig groot is dat er duurzaam ganzen geschoten kunnen worden om op te eten. Bovendien gelden dan landelijke eenduidige regels met veel minder bureaucratie.
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: Ruth van Schriek