CVI: ‘Wilde vogels introduceerden vogelgriep’
Het CVI spreekt van een situatie met drie afzonderlijke introducties van het virus in Hekendorp, Ter Aar en Kamperveen. Er is geen relatie tussen de drie pluimveebedrijven waaruit blijkt dat het virus van Hekendorp is verplaatst naar Ter Aar en/of Kamperveen door vervoer van besmette dieren, vervoerscontacten van materiaal, eierentrays, voer of personencontacten, vertelt Armin Elbers, epidemioloog bij het CVI.
Het is aannemelijk dat wilde vogels het virus bij zich dragen daarom is er een ree kans dat we het virus in Nederland niet zo kwijt zijn, zegt Elbers. Er is daarnaast de mogelijkheid dat er ook uitwisseling plaats vindt van het virus met wilde vogels die het hele jaar in Nederland blijven en niet met de vogeltrek meedoen, zodat het aantal vogels dat het virus bij zich draagt groter zou kunnen worden. Dijksma laat daarom wilde vogels onderzoeken op de aanwezigheid van vogelgriep.
Strikte biosecurity
Het enige wat wij in Nederland kunnen doen is ervoor zorgen dat het gehouden pluimvee niet besmet raakt door het handhaven van een zeer strikte biosecurity en het afschermen en ophokken van pluimvee dat normaal in een uitloop naar buiten zou kunnen, zegt de epidemioloog.
Overigens staan wij ieder jaar, ook zonder deze hoogpathogene vogelgriep uitbraken, een aanzienlijk deel van de tijd voor dezelfde uitdaging. Elk jaar vinden er tussen de 35 en 50 introducties van laag-pathogene griepvirussen plaats op pluimveebedrijven in Nederland.
Rond de 10 procent daarvan betreft het subtype H5 en H7, die bestrijdingsplichtig zijn en daarom waarschijnlijk in de pers komen. Ook maar een deel van de introducties gaat gepaard met klinische verschijnselen. Het mederendeel van de introducties vinden overigens plaats bij de legbedrijven met uitloop, vertelt Elbers.
Grote opgave
Het feit dat er een groot aantal introducties jaarlijks plaatsvindt geeft aan dat de pluimveesector een grote opgave heeft ten aanzien van het vergroten van de bio-veiligheid van bedrijven. Blijkbaar zijn de beschermingswallen die pluimveebedrijven opwerpen niet in staat om ziektekiemen buiten te houden, en daarbij refereren we niet alleen aan vogelgriep maar betreft dit ook andere kiemen, zoals Salmonella en Gumboro. Die opgave is nog vele malen groter voor bedrijven met uitloop.
Er is dus een permanente dreiging van introductie van griepvirussen (laag- en hoogpathogeen), die wij met biosecurity buiten de pluimveestal moeten houden. Voor legbedrijven met uitloop is dat een vele malen grotere opgave.
Virusverspreiding
Het risico op virusverspreiding door de lucht is volgens de specialisten van het CVI zeer gering. De geoleerde uitbraken op drie verschillende plekken in Nederland zijn snel gedetecteerd en virusopbouw op de gefecteerde bedrijven is snel geimineerd, zeggen de specialisten.
Verspreiding van griepvirus via de lucht kan alleen plaatsvinden als grote hoeveelheden pluimvee op een groot bedrijf gefecteerd raakt en langere tijd infectieus is. Geproduceerd virus kan dan met de lucht verplaatst worden (virusdeeltjes die aan stof hechten of in droge uitwerpselen aanwezig zijn).
Bij pluimveestallen wordt lucht in de stal door ventilatoren naar buiten geblazen. Eventueel virus in de stal zal dus dan naar buiten worden geblazen en zou bij een dichtbij staande andere stal via de inlaatventielen naar binnen kunnen. Maar op dit moment is dat risico dus zeer gering, volgens specialisten van het CVI.
Trekvogels
In een onlangs verschenen artikelop Pluimveeweb.nl was al te lezen dat het vogelgriepvirus oorspronkelijk uit China komt en zeer waarschijnlijk via trekvogels in Europa terecht is gekomen. Dat blijkt uit een analyse van het CVI.
Tekst: Tom Schotman
Groeide op een vleeskuikenbedrijf in het Achterhoekse Vragender op. Schrijft sinds augustus 2013 voor Pluimveeweb.nl, vakblad Pluimveeweb, Pigbusiness.nl, vakblad Pig Business en de regionale agrarische vakbladen van Agrio.
Tekst: Armin Elbers, Ruth Bouwstra, Guus Koch, CVI
Beeld: Ingrid Zieverink