Houd reovirus in het oog bij kreupelheid en achterblijvers
Uit praktijkonderzoek, uitgevoerd door de GD, blijkt namelijk dat vrijwel alle vleeskuikenkoppels wel een reovirusinfectie doormaken. Tussen reovirussen bestaat echter veel variatie waardoor ze verschillende ziektebeelden kunnen veroorzaken. Gelukkig wordt 80 procent van de reovirussen als niet ziekteverwekkend beschouwd.
Peesschedeontsteking en artritis
Hoewel reovirus tegenwoordig meer met darmstoornissen wordt geassocieerd, staat dit virus van oudsher bekend om het vermogen peesschedeontsteking en artritis te veroorzaken. Kenmerken van een klassieke uitbraak zijn kreupelheid, vermindering van de eetlust en het ontstaan van een sterke groeiachterstand. Daarnaast worden veel achterblijvers uitgeselecteerd en is het aantal afkeuringen hoog, met grote schade als gevolg.
Sinds de komst van vaccins tegen reovirus werd dit beeld lange tijd nauwelijks meer gezien. Vaccinatie van ouderdieren zorgt namelijk voor een goede bescherming bij jonge vleeskuikens, waardoor het virus niet goed aanslaat en geen kreupelheid ontstaat. Indien de kuikens worden blootgesteld aan een reovirus dat peesschedeontsteking veroorzaakt, maar waartegen het vaccin bescherming geeft, dan ontstaat er geen kreupelheid door reovirus.
20 procent afkeuringen
Recent zijn er in Frankrijk echter stammen gevonden waarbij het gebruikte vaccinatieschema onvoldoende bescherming bood tegen peesschedeontsteking. In vleeskuikenkoppels waar deze stammen zijn gevonden was sprake van groeiachterstand, verlies van gemiddeld 20 procent van de dieren door selectie en afkeuringen en 7 procent deels afgekeurde karkassen. Er is nog onduidelijkheid over de werkzaamheid van uitgebreidere vaccinatieschemas tegen dit virus.
Bij kreupelheid en achterblijvers is het dus belangrijk om reovirus in het oog te houden. Kreupelheid door reovirus ontstaat vaak vanaf 28 dagen leeftijd en wordt gekenmerkt door oedemateuze pezen en peesscheden. Vaak worden ook een waterige gewrichtsontsteking en wat meer vloeistof in de peesschede waargenomen. Indien de ontstekingsvloeistof troebel is of er sprake is van pus, dan heeft er vaak een (secundaire) bacterie infectie plaatsgevonden. Histologisch onderzoek van de pezen kan ingezet worden om te onderzoeken of het een bacterie of virale infectie betreft.
PCR-onderzoek
Om aan te tonen of reovirus een rol speelt bij de problemen, heeft de GD een PCR-test beschikbaar. Voor PCR-onderzoek is een swab van de peesschede het meest geschikt wanneer het een pootprobleem betreft. Hoewel reovirus ook in cloacaswabs kan worden aangetoond (vanuit een darminfectie), geeft de uitslag van dergelijk onderzoek geen informatie over betrokkenheid bij peesschedeontsteking terwijl een combinatie van histologisch onderzoek en swabonderzoek van de peesscheden dit wel doet. De PCR toont zowel de klassieke als de nieuwe stammen aan. Lees meer over PCR-testen voor pluimvee op de website van de GD.
Als de PCR positief is, kan het virus getypeerd worden. Het is hierbij (nog) niet mogelijk om met een test het ziekteverwekkend vermogen van de stam te bepalen. Wel kan de overeenkomst met de klassieke of nieuwe stammen bepaald worden, zodat een indicatie wordt gekregen of vergelijkbare stammen, zoals beschreven in Frankrijk, een rol spelen. Tot op heden zijn daar nog geen aanwijzingen voor.
Tekst: Tom Schotman
Groeide op een vleeskuikenbedrijf in het Achterhoekse Vragender op. Schrijft sinds augustus 2013 voor Pluimveeweb.nl, vakblad Pluimveeweb, Pigbusiness.nl, vakblad Pig Business en de regionale agrarische vakbladen van Agrio.
Tekst: Gezondheidsdienst voor Dieren
Beeld: Ellen Meinen