‘Kwart vleeskuikens in 2020 is ‘de kip van morgen’
Het in evenwicht brengen van vraag en aanbod, wat betreft de kip van morgen is essentieel, vertelt Van Oers. Hij is bang voor teveel aanbod van dit nieuwe duurzame concept dat in 2020 moet zijn gerealiseerd, waarbij vleeskuikens trager groeien en meer ruimte krijgen in de stal. Volgens hem moet er daarom een vraaggestuurde keten komen voor dit duurdere vleeskuiken.
De productiekosten van dit concept liggen ongeveer 20 eurocent per kilo levend gewicht hoger dan voor reguliere kip, berekende pluimvee-econoom Peter van Horne van het LEI. Vleeskuikenhouders die de kip van morgen gaan produceren, moeten er aan kunnen verdienen. Vleeskuikenhouders vrezen een hogere kostprijs en daarom moeten er goede afspraken worden gemaakt met supermarkten en de andere partijen in de keten over onder meer volumes en het verdienmodel. Daar waren alle gastsprekers het over eens.
Wilbert Hilkens van ABN Amro zegt dat zijn bank meerdere houderijsystemen wil financieren. Het gaat om de ondernemer, daar moeten we als bank vertrouwen in hebben. De vleeskuikenhouder moet goed kunnen beargumenteren waarom hij kiest voor een houderijsysteem. Zekerheid van inkomsten is hierbij essentieel.
Voornamelijk kipfilet
Het Productschap Pluimvee, Vlees en Eieren bereikte dit jaar een akkoord met de supermarkten (CBL) over de kip van morgen. Bij dit concept gaat het om alle pluimveevlees in Nederlandse supermarktschappen.
De Nederlander koopt hoofdzakelijk kipfilet en slechts 17 procent van een vleeskuiken is filet. De bouten en andere delen worden voornamelijk geporteerd. In het buitenland gelden niet de hoge eisen zoals hier, daarom moet de meerprijs voor een vleeskuikenhouder uit kipfilet komen. De vraag is of consumenten deze meerprijs wil betalen.
In Nederland worden wekelijks 10 miljoen vleeskuikens geslacht, waarvan er 9 miljoen afkomstig zijn uit ons land. Nederlandse supermarkten verkopen omgerekend 2,5 tot 3 miljoen vleeskuikens per week. Meer dan een kwart van de Nederlandse vleeskuikenhouders moet dus voor 2020 zijn omgeschakeld, aldus Van Oers. De rest kan reguliere kip blijven produceren voor het buitenland.