Nieuwe innovatieregeling niet bruikbaar voor pluimveehouders
Voor de pluimveesector geldt dat bij een aantal beschikbare technieken (nog) niet gemeten is volgens de systematiek voor stalbeoordeling. Daardoor ontbreekt een vastgesteld emissiereductiepercentage. Ook is uit onderzoek van de WUR gebleken dat technieken die wel reeds bewezen zijn voor pluimvee niet voldoen aan de in deze openstelling gestelde eisen voor robuustheid en betrouwbaarheid. Dit heeft te maken met de hogere fijnstofconcentraties in pluimveestallen.
‘Pluimveehouders en de overheid zouden daarom een risico lopen op desinvestering’, aldus Wiersma. Met de sector wordt gewerkt aan nieuwe innovaties met als doel dat de sector bij een volgende openstelling van de subsidieregeling wel mee kan doen.
Pluimveehouders kunnen wel gebruikmaken van de verplaatsingsregeling. Deze regeling is gericht op piekbelasters met een uitstoot van 2.500 mol depositie of meer. Veehouders die hieraan mee willen doen, kunnen hun bedrijf dan verplaatsen naar een locatie zonder piekbelasting. Ondernemers moeten zelf een nieuwe locatie vinden en binnen twee jaar na subsidietoekenning beginnen met verhuizen, met een afronding binnen drie jaar. Tijdige vergunningen zijn cruciaal.
Haalbaarheidsonderzoek
Voor haalbaarheidsonderzoek kunnen ondernemers maximaal 50.000 euro subsidie aanvragen, wat 95 procent van de kosten dekt. Deze subsidie kan worden aangevraagd van 6 december tot en met 30 mei 2025. Dit biedt ondernemers de kans om te beoordelen of verplaatsing realistisch is.
DLV Advies verwacht dat de verplaatsings- en innovatieregelingen beperkt zullen worden benut vanwege de strenge voorwaarden. De Lbv-plus-regeling lijkt aantrekkelijker en biedt meer mogelijkheden.
Tekst: Bas Lageschaar
Bas Lageschaar groeide op tussen de weilanden in de Achterhoek. Daardoor had hij altijd al belangstelling voor de agrarische sector. Voor Agrio zit hij in de redactie politiek en beleid. Bas volgt het laatste (regionale) nieuws op de voet en schrijft voor de regionale websites en verschillende printuitgaven.
Bronnen: RVO, Ministerie van LNV, DLV Advies