Rustige periode maar vogelgriepvirus is nog niet weg
Tijdens de broedseizoenen van 2022 en 2023 veroorzaakte hoogpathogene vogelgriep verhoogde of zelfs massale vogelsterfte onder wilde vogels in Nederland. Vooral enkele watervogelsoorten die dicht op elkaar in kolonies broeden, zoals meeuwen en sterns, waren het slachtoffer. In het afgelopen broedseizoen zorgde vogelgriep in deze kolonies niet voor dergelijke grote problemen, al werd het virus nog wel enkele keren aangetroffen, meldt Sovon Vogelonderzoek Nederland.
In totaal werden er in het tweede kwartaal van 2024 via de invoerportalen van het Dutch Wildlife Health Centre en Sovon slechts 149 dode watervogels gemeld, tegenover 5.609 in dezelfde periode in 2023 en 4.516 in 2022. De sterftepiek viel in beide jaren in juni en trof vooral kolonies van meeuwen en sterns met slachtoffers onder zowel oudervogels als kuikens. Dit jaar zijn de broedlocaties nauwlettend in de gaten gehouden, deels vanuit de lucht via drones, om verhoogde sterfte vroegtijdig te signaleren en zo nodig maatregelen te kunnen treffen. Dat bleek niet nodig. Uit geen van de kolonies werd ongebruikelijke sterfte gerapporteerd.
Toch enkele positieve gevallen
In het afgelopen kwartaal zijn er 60 (bij Sovon en DWHC gemelde) dode vogels ingestuurd voor vogelgrieponderzoek door het Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Eén daarvan – een Grote Mantelmeeuw bij Domburg in juni – werd positief getest op HPAI H5N1. Via bemonsteringsprojecten die zich hoofdzakelijk richten op levende wilde vogels kwamen er na onderzoek door het Erasmus Medisch Centrum (EMC) eveneens enkele positieve gevallen aan het licht, namelijk bij een levende Kleine Mantelmeeuw bij Lelystad begin mei en bij drie Zilvermeeuwen bij IJmuiden half juni. In het laatste geval ging het om drie dode jongen uit hetzelfde nest.
Bad Bentheim
Ook in de rest van Europa is het beeld van hoogpathogene vogelgriep onder zowel gehouden als wilde vogels een stuk rustiger dan in voorgaande jaren. Het meest opmerkelijk was dat op 2 juli HPAI H7N5-virus werd aangetroffen op een leghennenbedrijf bij Bad Bentheim (Duitsland), net over de grens bij Enschede. De herkomst van dit virus is vooralsnog onduidelijk. Meest waarschijnlijk is dat het door mutatie van laagpathogeen virus in een pluimveekoppel is ontstaan. Het virus blijkt namelijk niet gerelateerd te zijn aan hoogpathogene H7-virussen die werden aangetoond in uitbraken elders in de wereld en onder wilde vogels zijn nog nooit hoogpathogene H7-stammen gevonden. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat het bij Bad Bentheim aangetroffen virus onder wilde vogels circuleert.
Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat het bij Bad Bentheim aangetroffen virus onder wilde vogels circuleert
De komende periode
Na het broedseizoen breekt voor veel soorten de ruiperiode aan. Daarin zoeken vogels veilige en beschutte plekken met voldoende voedsel op waar ze minder opvallen voor predatoren. Het ruien van het verenkleed kost veel energie en om energie te besparen verplaatsen de vogels zich zo min mogelijk. Sommige soorten vormen grote en dichte groepen op geschikte ruilocaties. Hoewel er momenteel geen sprake is van verhoogde sterfte als gevolg van hoogpathogene vogelgriep, lijkt het virus nog niet helemaal te zijn verdwenen. Alertheid op vogelgriepsterfte op locaties met concentraties aan watervogels blijft dus ook in de komende periode van belang, stelt Sovon Vogelonderzoek Nederland.
Tekst: Tom Schotman
Groeide op een vleeskuikenbedrijf in het Achterhoekse Vragender op. Schrijft sinds augustus 2013 voor Pluimveeweb.nl, vakblad Pluimveeweb, Pigbusiness.nl, vakblad Pig Business en de regionale agrarische vakbladen van Agrio.
Beeld: Ellen Meinen
Bron: Sovon Vogelonderzoek Nederland